ECLI:NL:RBDHA:2024:13590

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.32112 en NL24.32013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en verlenging van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

Op 14 februari 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel is op 9 augustus 2024 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen zowel het voortduren van de maatregel als het verlengingsbesluit, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig is en het onderzoek gesloten. Eiser, geboren in 1980 en van Ghanese nationaliteit, stelt dat hij voldoende heeft meegewerkt aan zijn uitzetting en dat er geen zicht op uitzetting naar Ghana is. De rechtbank oordeelt echter dat de voorwaarden voor verlenging van de bewaring zijn voldaan. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting en er is voldoende zicht op uitzetting, ondanks zijn medische omstandigheden. De rechtbank wijst de beroepen van eiser af en verklaart de verzoeken om schadevergoeding ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.32112 en NL24.32013

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 9 augustus 2024heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel (NL24.32013) en tegen het verlengingsbesluit (NL24.32112) beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken gesloten. [1]

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1980 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
Het beroep tegen het besluit tot verlenging van de bewaring (NL24.32112)
2. De rechtbank ziet aanleiding eerst het beroep tegen de verlenging van de bewaring te beoordelen.

Toetsingskader besluit tot verlenging

3. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
4. Volgens het beleid van verweerder zoals neergelegd in paragraaf A5/6.8 van de Vc [2] moet verweerder in het verlengingsbesluit nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [3] en het arrest Mahdi [4] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [5]
Formele vereisten besluit
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet bevoegd is genomen omdat het besluit namens de minister van Justitie en Veiligheid is genomen, terwijl volgens eiser de minister van Asiel en Migratie bevoegd is. Daarnaast is het besluit niet op juiste wijze aan eiser bekendgemaakt en uitgereikt. Verweerder heeft daarnaast niet voldaan aan artikel 5.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Ook is het besluit op 9 augustus 2024 te vroeg genomen. Op dat moment zat eiser nog niet 180 dagen in bewaring, waardoor de actuele stand van zaken door verweerder niet is meegenomen.
6. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgronden niet slagen. Uit de ondertekening van het bestreden besluit blijkt dat het besluit is genomen namens de minister van Asiel en Migratie. Daarmee is het besluit bevoegd genomen. Daarnaast staat op het uitreikingsblad dat het besluit op 8 augustus 2024 aan eiser is geprobeerd uit te reiken, maar dat eiser heeft geweigerd te tekenen voor ontvangst. In het verslag van het vertrekgesprek dat op die dag zou plaatsvinden, staat dat eiser heeft geweigerd in gesprek te gaan met DT&V [6] en dat aan eiser het verlengingsbesluit zou worden uitgereikt en dat eiser dit niet in ontvangst heeft genomen en niet voor ontvangst heeft getekend. Het is dan ook aan eiser zelf te wijten dat het besluit niet aan hem is uitgereikt. Verweerder volgt verder terecht niet dat sprake is van schending van artikel 5.3, eerste lid, van het Vb. Dat artikel is van toepassing op het uitreiken van een eerste maatregel van bewaring. Dit artikel is niet van overeenkomstige toepassing is op verlengingsbesluiten. Ook de beroepsgrond dat het besluit te vroeg is genomen, treft geen doel. Uit het besluit volgt immers dat de bewaring met ingang van 12 augustus 2024 met twaalf maanden wordt verlengd. Eiser heeft verder niet onderbouwd welke actuele ontwikkelingen zich in de periode tussen 9 augustus 2024 en 12 augustus 2024 zouden hebben voorgedaan, die niet door verweerder zijn meegenomen. Het bestreden besluit is dan ook rechtsgeldig tot stand gekomen.

Voorwaarden voor verlenging

7. Aan de verlenging van de bewaring is ten grondslag gelegd dat, ondanks de redelijke inspanningen van verweerder, een geldig document voor grensoverschrijding ontbreekt, dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting, de gronden voor bewaring nog altijd aanwezig zijn en er voldoende zicht op uitzetting is.
8. Eiser voert aan dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlenging. Eiser heeft voldoende meegewerkt aan zijn uitzetting en er is geen zicht op uitzetting naar Ghana. Daarnaast is verlenging onevenredig bezwarend vanwege eisers persoonlijke medische omstandigheden. Eisers legt ter onderbouwing een uitdraai over van zijn medische dossier.
9. De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring. De rechtbank overweegt allereerst dat zicht op uitzetting naar Ghana in het algemeen niet ontbreekt en verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 december 2023. [7] De rechtbank ziet geen aanleiding om hier in het geval van eiser anders over te oordelen. De rechtbank stelt in dat verband vast dat verweerder frequent vertrekgesprekken plant met eiser en maandelijks rappelleert bij de Ghanese autoriteiten over de lp [8] -aanvraag. Daarnaast heeft verweerder op 20 maart 2024 en 8 mei 2024 een presentatie gepland bij de Ghanese autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder vooralsnog voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting.
10. De rechtbank weegt verder mee dat eiser zelf geen inspanningen heeft verricht met het oog op zijn uitzetting of om het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit te bespoedigen. Ook weigert eiser herhaaldelijk om bij vertrekgesprekken aanwezig te zijn en heeft hij niet meegewerkt aan de geplande presentaties. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat de vertraging in het proces van uitzetting voor rekening en risico van eiser zelf is.
11. De beroepsgrond van eiser dat sprake is van medische omstandigheden op grond waarvan de bewaring niet verlengd kan worden en de bewaring niet proportioneel is, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de door eiser overgelegde medische dossiers blijkt dat eiser medische zorg ontvangt en dat medicatie is voorgeschreven. Hieruit blijkt echter niet dat eiser detentieongeschikt is. Ook blijkt daaruit niet dat hij vanwege zijn medische problemen niet zou kunnen meewerken aan terugkeer of de gevolgen van zijn keuzes in dat verband niet (voldoende) zou kunnen overzien.
Bewaringsgronden
12. In het verlengingsbesluit staat dat eiser op 14 februari 2024 in bewaring is gesteld, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Aan het verlengingsbesluit zijn dezelfde zware en lichte gronden ten grondslag gelegd als aan de maatregel van bewaring van 14 februari 2024.
13. Eiser betwist alle zware gronden, betreffende 3a, 3c, 3d, 3f en 3i. Eiser is een vluchteling en zijn reisdocument is afgepakt door de reisagent. Zodoende kon eiser ook geen gevolg geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Daar komt bij dat sprake is van ernstige medische omstandigheden waardoor aan eiser niet kan worden tegengeworpen dat hij heeft verklaard dat hij geen gevolg zal geven aan zijn vertrekplicht. Verder werkt eiser voldoende mee aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Eiser heeft een kopie van zijn identiteitsbewijs overgelegd. Ook de lichte gronden 4a, 4c en 4d betwist eiser.
14.
Niet is gebleken dat de gronden, die al eerder door de rechtbank zijn getoetst, zich niet langer voordoen. [9] De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden 3a, 3c, 3d en 3i terecht aan eiser worden tegengeworpen. Dat eiser een vluchteling is en hij stelt dat zijn reisdocument is afgepakt, doet niet af aan de feitelijke juistheid van de zware gronden 3a en 3b. Eiser heeft bovendien geen gevolg gegeven aan de op hem rustende verplichting om terug te keren naar zijn land van herkomst. Dat eiser niet beschikt over reisdocumenten om terug te keren naar Ghana maakt dat niet anders. Daar komt bij dat eiser geen inspanningen heeft verricht om dergelijke documenten te verkrijgen. Ook heeft eiser geen medewerking verleend aan de inspanningen die verweerder op dat vlak heeft verricht. Zo heeft eiser niet meegewerkt aan de geplande presentaties bij de Ghanese autoriteiten. Gelet daarop is ook de zware grond 3d feitelijk juist. Ook heeft eiser meerdere keren verklaard niet te willen terugkeren naar Ghana, zodat ook de zware grond 3i feitelijk juist is. Eiser heeft niet onderbouwd dat die verklaringen te wijten zijn aan zijn medische situatie. Deze zware gronden zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te dragen. Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en is voldoende gebleken dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De betwiste lichte gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
lichter middel
15. De rechtbank stelt vast dat de hiervoor genoemde beroepsgronden van eiser met betrekking tot een lichter middel (in essentie) een herhaling zijn wat hij in een eerdere procedure heeft aangevoerd. De rechtbank verwijst daarbij naar haar eerdere uitspraak van 12 juli 2024 [10] overweging 9. Eiser heeft in de huidige procedure geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet voor een ander oordeel.
Het beroep tegen het voortduren van de bewaring (NL24.32013)
16. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats Middelburg [11] volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds 5 juli 2024 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
17. De gronden van het beroep zijn in essentie gelijkluidend aan de gronden die eiser heeft aangevoerd tegen het verlengingsbesluit. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat die gronden niet slagen.
Ambtshalve toets
18. Ook verder ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het verlengingsbesluit dan wel het voortduren van de bewaring onrechtmatig is.
Conclusie
19. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
20. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 26 augustus 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.De uitspraak is bekendgemaakt op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit (NL24.32112) hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring (NL24.32013) geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.In het vervolgberoep is het onderzoek gesloten op 21 augustus 2024 en in het beroep tegen het verlengingsbesluit op 22 augustus 2024.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Richtlijn 2008/115/EG.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
6.De Dienst Terugkeer en Vertrek van verweerder.
8.Laissez-passer.
9.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 7 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2024:3343.
11.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 7 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:3343), 17 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5897), 31 mei 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:8703.) en 12 juli 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:11014).