ECLI:NL:RBDHA:2024:8703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL24.21163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortduren van de maatregel van bewaring van een Ghanese vreemdeling zonder verzwaarde belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van een Ghanese vreemdeling. De maatregel van bewaring was opgelegd op 14 februari 2024 en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 24 mei 2024 gesloten. Eiser stelt dat hij niet voldoende is gehoord en dat de belangenafweging door verweerder niet deugdelijk is. De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring nog geen zes maanden duurt, waardoor er geen verzwaarde belangenafweging vereist is. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend handelt aan de uitzetting van eiser naar Ghana en dat er zicht op uitzetting is. De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelt dat de gronden voor de maatregel van bewaring nog steeds van toepassing zijn en dat eiser zelf verantwoordelijk is voor de langere duur van de maatregel, aangezien hij niet meewerkt aan zijn uitzetting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21163

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 24 mei 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1980 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 11 april 2024 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser voert aan dat uit het voortgangsrapport dat verweerder heeft ingediend niet blijkt van een inhoudelijke, individuele belangenafweging. De opgenomen overweging is slechts algemeen van aard, waardoor geen sprake is van een deugdelijke motivering. Eiser meent dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is en in strijd met onder meer artikel 15, tweede lid en onder b, van de Terugkeerrichtlijn, artikel 3 en 5 van het EVRM [3] en artikel 6 van het Handvest. [4] Verder handelt verweerder onvoldoende voortvarend aan eisers uitzetting. Niet is gebleken dat eisers digitale identiteitskaart is onderzocht dan wel andere handelingen zijn verricht vanwege eisers ontkenning dat hij afkomstig is uit Ghana. De gevoerde vertrekgesprekken kunnen naar diens aard en inhoud niet als effectieve uitzettingshandelingen worden aangemerkt. Ook stelt eiser dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Ghana ontbreekt nu zijn LP [5] -aanvraag op 20 oktober 2023 is ingediend en nimmer is gereageerd door de Ghanese autoriteiten, ondanks dat verweerder regelmatig rappelleert. Tot slot heeft verweerder vanwege eisers medische klachten en de wijze van de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring ten onrechte geen lichter middel toegepast. Hij zit vaak ziek op cel, is aanzienlijk depressief en krijgt aanzienlijke psychosomatische klachten. Ondanks diverse verzoeken van eiser is de voor hem passende medische zorg niet toegankelijk, zodat hij geplaatst had moeten worden op een passende locatie dan wel een meldplicht had moeten krijgen. Verweerder heeft niet voldaan aan de vereisten van het arrest Mahdi. [6]
6. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring nog geen zes maanden duurt, zodat verweerder niet gehouden is om een (verzwaarde) belangenafweging te maken bij het voortduren van de maatregel.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Ghana. Uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder sinds de LP-aanvraag van 20 oktober 2023 regelmatig schriftelijk rappelleert bij de Ghanese autoriteiten, laatstelijk nog op 7 mei 2024. Verder voert verweerder regelmatig vertrekgesprekken met eiser. De opmerking van eiser dat deze vertrekgesprekken niet kunnen worden aangemerkt als uitzettingshandelingen, omdat dit nog niet heeft geleid tot een concrete uitzetting, volgt de rechtbank niet. Uit deze vertrekgesprekken blijkt namelijk dat eiser nog altijd niet meewerkt aan zijn uitzetting, hoewel dat wel van hem mag worden verwacht. [7]
8. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank verder van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Ghana in het algemeen niet ontbreekt. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling [8] van 6 december 2023. [9] De rechtbank ziet geen aanleiding om in het geval van eiser hier anders over te oordelen. Zoals blijkt uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 april 2024 stond op 20 maart 2024 de presentatie van eiser aan de Ghanese autoriteiten gepland. Eiser heeft niet meegewerkt aan deze presentatie (omdat hij betwist de Ghanese nationaliteit te hebben), terwijl dat wel van hem verwacht mag worden. Eiser heeft verder nog altijd geen stappen ondernomen om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Uit deze omstandigheden blijkt dat de langere duur van de maatregel van bewaring dan ook nog altijd voor rekening en risico van eiser dient te komen.
9. De rechtbank is nog altijd van oordeel dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om alsnog te volstaan met een lichter middel. De gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, zijn nog immer van toepassing. Deze gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft in het detentiecentrum toegang tot medische zorg en er mag vanuit worden gegaan dat deze gelijk is aan de zorg in de vrije maatschappij. Voor zover eiser stelt dat hij geen toegang heeft gehad tot passende medische zorg overweegt de rechtbank dat dit niet is onderbouwd. Daarbij volgt uit het vertrekgesprek van 6 mei 2024 dat eiser zelf geen contact wil opnemen met de medische dienst, zodat niet is gebleken dat eiser detentieongeschikt is en verweerder gehouden was hem op een andere locatie te plaatsen of een meldplicht op te leggen.
10. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 7 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3343 en 17 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5897.
3.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Laissez-passer.
6.HvJEU 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
7.ABRvS 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210 en 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85.
8.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.ABRvS 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4500.