ECLI:NL:RBDHA:2025:6233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Gambiaanse eiser met homoseksuele geaardheid afgewezen door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 14 april 2025, wordt het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 11 juni 2024 afgewezen, omdat de minister de asielgronden van de eiser ongeloofwaardig achtte. De rechtbank behandelt het beroep op 10 maart 2025, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig zijn.
De eiser, die stelt homoseksueel te zijn, heeft zijn asielaanvraag gebaseerd op bedreigingen en geweld die hij in Gambia heeft ervaren vanwege zijn seksuele geaardheid. De minister heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser over zijn geboortedatum en zijn asielrelaas niet geloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het gehoor zorgvuldig is afgenomen en dat de minister de geloofwaardigheid van de eiser op een juiste manier heeft beoordeeld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank concludeert dat de minister de problemen die de eiser vanwege zijn homoseksualiteit stelt, niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank wijst erop dat de minister de asielaanvraag op basis van de beschikbare informatie en de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser heeft afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending.