ECLI:NL:RBDHA:2025:5901
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 8 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 28 januari 2025 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank heeft eerder, op 25 februari 2025, een uitspraak gedaan over deze maatregel. De minister van Asiel en Migratie heeft een voortgangsrapportage en verslagen van vertrekgesprekken overgelegd, waaruit blijkt dat er voortvarend is gehandeld. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 1 april 2025 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.
De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 18 februari 2025 rechtmatig was. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een ander oordeel rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er zicht is op uitzetting naar Algerije. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.