Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [datum] 1988 en heeft de Poolse nationaliteit.
2. Op 18 december 2020 is eiseres door de meervoudige strafkamer van de rechtbank
Den Haag veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaar voor
doodslag op haar toenmalige partner. Op 4 mei 2021 heeft de Vreemdelingenpolitie eiseres
gehoord, waarna zij verweerder op 22 juni 2021 het voorstel heeft gedaan om
het verblijfsrecht van eiseres te beëindigen en haar ongewenst te verklaren.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verblijfsrecht van eiseres op grond van het Unierecht beëindigd en is zij ongewenst verklaard, omdat zij een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Verder stelt verweerder dat het recht op familieleven van eiseres met haar zoontje [naam] op grond van artikel 8 van het EVRMdaar niet aan in de weg staat. Verweerder heeft dit standpunt in het bestreden besluit gehandhaafd.
4. Op wat eiseres hiertegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat het beroep zich zowel richt tegen de beëindiging van het verblijfsrecht als tegen de ongewenstverklaring. Het gevolg van de ongewenstverklaring is dat eiseres geen rechtmatig verblijf kan hebben zolang de ongewenstverklaring voortduurt.Dit brengt met zich dat eiseres geen belang heeft bij de beoordeling van haar beroep voor zover dit is gericht tegen de beëindiging van haar verblijfsrecht, zolang de ongewenstverklaring voortduurt. De rechtbank zal daarom eerst het bestreden besluit beoordelen voor zover dat ziet op de ongewenstverklaring. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de ongewenstverklaring betrekt de rechtbank wel ten volle de gronden van beroep die eiseres heeft aangevoerd tegen de beëindiging van haar verblijfsrecht op grond van het Unierecht.
Unierechtelijke openbare-ordecriterium
6. Eiseres betwist dat zij een actuele bedreiging vormt voor de openbare orde. Allereerst verwijst zij naar wat zij in de vorige beroepsprocedure heeft aangevoerd.In aanvulling daarop voert zij aan dat zij nog altijd zeer goed gedrag vertoont in detentie. Dit gedrag zet zij zonder meer voort ondanks de omstandigheden waarin zij verkeert. Zij ervaart namelijk veel spanning en stress vanwege de voortdurende onzekerheid over haar verblijfsstatus en het contact met haar zoon [naam] . Verder volgt uit de Richtsnoerenwaaraan verweerder heeft getoetst, dat veel waarde wordt toegekend aan het gedrag in detentie voor het beoordelen van het recidivegevaar. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar verschillende rapportages en stukken van de P.I., namelijk:
- Het actieplan van 19 januari 2023 en 25 september 2024;
- De rapportages van de casemanager van 3 februari 2023, 17 oktober 2023 en 25 september 2024;
- De rapportages van de mentor van 3 februari 2023 en 17 oktober 2023;
- De rapportages van de arbeid van 26 januari 2023, 3 februari 2023 en 17 oktober 2023;
- Het bewijs van inschrijving van de cursus ‘Puinruimen’ en het certificaat hiervan van d.d. 8 december 2023;
- Een verlofplan en
- Een Smart plan.
Verder voert eiseres aan dat zij berouw heeft getoond voor haar handelen. Ze heeft alle cursussen gevolgd die de kans op recidive verminderen en een succesvolle re-integratie vergroten. Ze verwijst tot slot naar het rapport van de Raad waarin is opgemerkt dat eiseres begrijpt waarom ze is gestraft en dat ze spijt heeft.
7. Op grond van artikel 8.22 van het Vb– een implementatie van artikel 27 van de Verblijfsrichtlijn – kan het verblijfsrecht van een Unieburger worden beëindigd indien het persoonlijke gedrag van die Unieburger een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. Daarbij houdt verweerder rekening met de duur van het verblijf van de Unieburger in Nederland, diens leeftijd, gezondheidstoestand, gezins- en economische situatie en sociale en culturele integratie in Nederland, en met de mate waarin die Unieburger bindingen heeft met diens land van herkomst.
8. Uit vaste jurisprudentie van de Afdelingvolgt dat uit het arrest Z.Zh. en I.O.is af te leiden dat verweerder bij zijn beoordeling of sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast alle feitelijke en juridische gegevens moet betrekken die zien op de situatie van een vreemdeling in relatie met het door die vreemdeling gepleegde strafbare feit, zoals onder meer de aard en ernst van dat strafbare feit en het tijdsverloop sinds het plegen daarvan. Steunen op een algemene praktijk of een vermoeden volstaat daarom niet. Verder moet verweerder bij zijn beoordeling in acht nemen dat de hiervoor bedoelde feitelijke en juridische gegevens niet noodzakelijkerwijs beperkt zijn tot de gegevens die de strafrechter heeft beoordeeld. Ook moet verweerder bezien of de vreemdeling sinds het gepleegde strafbare feit een positieve gedragsverandering heeft doorgemaakt.
9. De rechtbank dient, wanneer zij ingaat op de vraag of een vreemdeling een actuele bedreiging vormt, rekening te houden met feiten die zich na het laatste besluit van de bevoegde autoriteiten hebben voorgedaan en die ertoe kunnen leiden dat deze actuele bedreiging verdwijnt of sterk vermindert. Zij moet, als een vreemdeling feiten naar voren brengt die ertoe kunnen leiden dat de actuele bedreiging verdwijnt of sterk vermindert, die feiten bij haar oordeel betrekken. Dit is vooral het geval indien er tussen de datum van de ongewenstverklaring en de datum waarop de rechter dit besluit toetst een lange periode is verstreken.
10. Uit de door eiseres overgelegde rapportages en stukken komt het volgende naar voren. Eiseres is sinds 22 februari 2019 gedetineerd. Sinds de aanvang van haar detentie toont eiseres consistent gewenst gedrag. Zij zet zich actief in voor een positieve terugkeer in de maatschappij. Uit de rapportage van de casemanager van 25 september 2024 volgt dat eiseres op eigen verzoek in 2020 is begonnen met het volgen van de Cognitieve Vaardigheden Training in de P.I. Verder volgt uit deze rapportage dat eiseres alle cursussen en trainingen ten behoeve van de schoonmaak op de arbeidszaal heeft gevolgd en behaald, zodat zij haar kansen op de arbeidsmarkt heeft vergroot. Ook heeft eiseres in voorbereiding op haar re-integratie de training sociaal netwerk en herstel en de cursussen ‘Puinruimen’ en ‘Aan de bak’ gevolgd en afgerond. Verder is eiseres voorvrouw op de arbeidszaal. In die functie stuurt zij medegedetineerden aan om hun werkzaamheden te verrichten op de arbeidszaal. Uit de rapportages van de arbeid volgt dat eiseres alle opleidingen heeft gevolgd en behaald die op de arbeid binnen de P.I. worden aangeboden. Verder is ten aanzien van haar gedrag opgemerkt dat eiseres goed kan omgaan met spanningen en frustraties en deze goed weet te verwoorden. Deze kan ze bovendien goed onder bedwang houden. Ten aanzien van het risico op recidive volgt uit de adviezen die een onderdeel zijn van de overgelegde actieplannen dat weinig tot geen zorgen zijn voor toekomstig geweld, zowel in de P.I. als buiten de P.I. in het geval dat sprake is van einde detentie.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat het persoonlijke gedrag van eiseres een actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Hoewel aan de ernst van het door eiseres gepleegde strafbare feit en de duur van de opgelegde gevangenisstraf veel gewicht toekomt, heeft verweerder onvoldoende acht geslagen op de door eiseres overgelegde rapportages en overige stukken. Hieruit blijkt, zoals blijkt uit rechtsoverweging 10 van deze uitspraak, dat eiseres ondanks de door haar ervaren stress en onzekerheid, een positieve gedragsverandering laat zien. Anders dan verweerder in zijn verweerschriften en ter zitting naar voren heeft gebracht, blijkt, onder meer uit het reclasseringsadvies van 12 november 2021, dat eiseres geen pro-criminele houding heeft en dat zij het misdrijf afkeurt. Verder blijkt uit het certificaat ‘Puinruimen’ dat eiseres heeft aangetoond dat zij inzicht heeft in haar handelen en in de gevolgen van dit handelen. Zij heeft verder laten merken dat zij bereid is om na te denken over zichzelf en daarmee haar handelen positief te beïnvloeden. Tot slot heeft zij laten zien dat zij inzicht en kennis heeft opgedaan en handvatten heeft aangereikt gekregen om haar toekomst te verbeteren. Dit betreffen duidelijke indicaties van een wezenlijke omslag in de geestesgesteldheid van eiseres die recidive zou kunnen voorkomen. Hoewel verweerder terecht opmerkt dat eiseres sinds het plegen van het misdrijf uitsluitend in detentie heeft doorgebracht en aan het gedrag in detentie beperkte waarde toekomt, ontslaat dit verweerder niet van de verplichting om deze omstandigheden kenbaar te betrekken bij zijn besluitvorming. Ook de richtsnoeren kennen aan het gedrag in detentie immers betekenis toe om het gevaar van recidive te beoordelen. Daar komt bij dat eiseres vanwege haar ongewenstverklaring niet in staat is om goed gedrag buiten detentie aan te tonen, zodat dat in het kader van de evenredigheid niet zonder meer aan eiseres kan worden tegengeworpen. De opmerking van verweerder ter zitting dat eiseres kan verzoeken om een strafonderbreking en in Polen goed gedrag buiten detentie kan laten zien, wordt niet gevolgd. Dit betreft een toekomstige onzekere gebeurtenis, waarbij onduidelijk is of eiseres hiervoor in aanmerking komt. Verder volgt uit het hiervoor genoemde reclasseringsadvies wellicht dat eiseres problemen kan ondervinden bij het middelengebruik en verslaving en op het gebied van relaties. Echter volgt uit dit advies dat uit een meting met een actuarieel systeemblijkt dat het risico op algemene recidive en geweldsrecidive binnen twee jaar laag is, ondanks dat het eindoordeel over het recidiverisico niet kan worden ingeschat. Dit risico wordt namelijk in de rapportages vanuit de P.I., zoals hiervoor is weergegeven, consistent op laag ingeschat, waarbij aan de onderliggende problematiek telkens is gewerkt.
12. De ontwikkeling die eiseres op het gebied van haar gedrag heeft doorgemaakt, heeft verweerder dan ook onvoldoende betrokken bij de besluitvorming. Hierbij acht de rechtbank verder het tijdsverloop ook van belang, waarbij de rechtbank ook opmerkt dat een aantal rapportages en stukken van eiseres van na het bestreden besluit zijn. Gelet hierop heeft verweerder zich in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
13. Bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 november 2022 is verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen, waarbij alle feiten en omstandigheden met betrekking tot de belangen van [naam] voldoende inzichtelijk in de belangenafweging zijn betrokken en hieruit een ‘fair balance’ is ontstaan.
14. Verweerder overweegt in het bestreden besluit dat het in het belang van eiseres is dat zij haar gezinsleven met [naam] in Nederland kan uitoefenen. Daartegenover staat het algemeen belang van de Nederlandse staat om de openbare veiligheid te beschermen en strafbare feiten te voorkomen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat dit algemeen belang een groter gewicht toekomt dan aan de persoonlijke belangen van eiseres. Hierbij acht verweerder van belang dat eiseres een levensdelict heeft gepleegd en dit delict een ernstig misdrijf betreft en het gevaar nog immer actueel te noemen is. Verder is [naam] volgens verweerder nog jong en vooral afhankelijk van zijn ouders. Er is geen reden om aan te nemen dat [naam] zich niet zou kunnen aanpassen als hij met eiseres terug zal gaan naar Polen. Ook is er geen reden om te verwachten dat [naam] hierdoor grote problemen zal krijgen in zijn ontwikkeling. Het is voor hem belangrijk om op korte termijn te weten hoe zijn toekomst eruitziet. Eiseres, [naam] vader en de familie (sociaal netwerk) in Polen zouden [naam] kunnen steunen en begeleiden bij het krijgen van nieuwe sociale contacten. Daar komt bij dat [naam] tweetalig is opgevoed en bekend is met de Poolse cultuur en gewoonten. Ditzelfde geldt voor de vader van [naam] die ook de Poolse nationaliteit heeft. Niet wordt ingezien dat de vader niet mee zou kunnen gaan naar Polen. Indien hij dit niet wil, dan is dat een persoonlijke keuze binnen de risicosfeer van eiseres en kan dat niet aan verweerder worden toegerekend. Dit is immers een gevolg van het handelen van eiseres. Verder reikt artikel 8 van het EVRM niet zover dat het een vrije domiciliekeuze inhoudt. Daarbij kan het contact dan op een andere wijze plaatsvinden middels moderne communicatiemiddelen en bezoeken in de vakanties. Deze omstandigheden gelden ook als ervoor wordt gekozen dat [naam] met zijn vader in Nederland verblijft en eiseres naar Polen zal gaan.
15. Eiseres voert aan dat verweerder niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank. Zo stelt verweerder ten onrechte dat het familieleven beperkt wordt uitgeoefend terwijl deze rechtbank en zittingsplaats in haar uitspraak van 11 november 2022 heeft vastgesteld dat eiseres een belangrijke rol speelt in de opvoeding van [naam] . Verder is onduidelijk waarop verweerder baseert dat in [naam] geval geen sprake is van grote problemen in de ontwikkeling als hij verhuist naar Polen met eiseres vanwege zijn leeftijd en de hulp vanuit zijn netwerk. Dit staat namelijk haaks op de brief van 24 november 2021 van de toen betrokken Jeugdbescherming. Verder volgt uit deze brief dat het in het belang is van [naam] dat hij in Nederland opgroeit met beide ouders. Indien dat niet mogelijk is, dan wordt de ontwikkeling van [naam] bedreigd. Nu verweerder de opvattingen van Jeugdbescherming niet volgt, lag het op zijn weg om een deskundige te raadplegen. Verder heeft verweerder ook niet voldaan aan de opdracht van de rechtbank om te onderzoeken op welke wijze eiseres vanuit Polen contact kan onderhouden met [naam] als zij wordt uitgezet naar Polen. Verweerder heeft de belangen van [naam] dan ook onvolledig en onzorgvuldig vastgesteld, zodat ook geen sprake kan zijn van een ‘fair balance’.
16. De rechtbank heeft op 14 december 2023 het onderzoek, nadat het op de zitting van 2 november 2023 is gesloten, heropend, omdat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank heeft de Raad opgedragen als deskundige onderzoek te verrichten en daarvan schriftelijk verslag uit te brengen, waarbij de Raad dient in te gaan op de vragen van de rechtbank die in de onderzoeksopdracht van diezelfde datum zijn gesteld. Het rapport van de Raad is op 14 mei 2024 door de rechtbank ontvangen.
17. Uit het rapport van de Raad komt het volgende naar voren. [naam] heeft in zijn jonge leven meerdere ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Het gegeven dat eiseres in de gevangenis verblijft, is tot op heden van invloed op [naam] ; het maakt hem verdrietig. Deze gebeurtenissen kunnen nu, maar ook op latere leeftijd van invloed zijn op de gevoelswereld, de emoties, de draagkracht en het gedrag van [naam] . In hoeverre dit van invloed is op [naam] , hangt samen met de mate van stabiliteit, voorspelbaarheid en veiligheid die hij aangeboden krijgt. [naam] verblijft momenteel bij zijn vader en heeft positief contact met eiseres. Dat het netwerk rondom het gezin eveneens steunend en helpend is, verkleint de kans op een ontwikkelingsbedreiging van [naam] en dit vergroot zijn draagkracht. Echter is het netwerk wel beperkt, in die zin dat zij in het buitenland wonen, maar zij zijn wel betrokken bij [naam] en zijn ouders en is er sprake van een onderlinge band. Verder ontwikkelt [naam] zich leeftijdsadequaat, waarbij leeftijdsgenoten steeds belangrijker worden, maar de nabijheid van ouders/opvoeders eveneens noodzakelijk is. Hoewel [naam] nu stabiliteit heeft in zijn leven, verloopt zijn ontwikkeling kwetsbaar. Dit komt door de ingrijpende gebeurtenissen en de gehechtheidsbreuk waarmee hij geconfronteerd is. Hierdoor is er een kans dat [naam] uit balans raakt bij grote veranderingen, zoals wanneer eiseres naar Polen terug moet, waardoor zij meer op afstand zal komen te staan. [naam] heeft als jong kind de nabijheid en betrokkenheid van eiseres nodig om veilig op te kunnen groeien. Hij heeft een ouder nodig op wie hij kan rekenen en bij wie hij om hulp kan vragen. Ook heeft hij ouders nodig die fungeren als een positief rolmodel. Zijn ouders zetten zich in om het goede voorbeeld aan [naam] te geven. [naam] vader heeft stellig aangegeven dat een verhuizing naar Polen geen optie is, zodat hij en [naam] in Nederland blijven als eiseres gedwongen naar Polen moet. Op grond van de informatie die de Raad ten tijde van het onderzoek ter beschikking stond, ziet de Raad een veilige gehechtheidsrelatie tussen [naam] en zijn ouders. Hij spreekt positief over zijn beide ouders, maar hij mist zijn moeder. [naam] heeft zijn eerste levensjaren bij eiseres gewoond. De gehechtheid tussen ouder en kind krijgt in de eerste levensjaren vorm. De gehechtheid tussen [naam] en de moeder is gezien de veroordeling van de moeder kwetsbaar en zal door vertrek van de moeder naar Polen verder onder druk komen te staan. Ook is onduidelijk hoe vaak er contact zal kunnen zijn tussen eiseres en [naam] als zij het resterende deel van haar straf in Polen moet uitzitten. Momenteel is er veelvuldig telefonisch contact tussen [naam] en de moeder en is er maandelijks een bezoekmoment. De Raad kan zich voorstellen dat dit verandert, waardoor het effect hiervan kan zijn dat [naam] eiseres zal moeten missen die ondanks haar detentie een belangrijke rol in zijn dagelijkse leven speelt. Een voor [naam] belangrijk persoon zal dan wegvallen dan wel meer op de achtergrond raken. In dat geval zou het dan ook kunnen zijn dat deze schade invloed heeft op [naam] wanneer het bijvoorbeeld gaat om zijn stemming en het vertrouwen in volwassenen. De Raad merkt echter op dat het ingewikkeld is om te voorspellen hoe deze schade zich zal uiten bij [naam] . Wanneer [naam] met eiseres naar Polen gaat, betekent dit dat hij daar naar school moet gaan, wat van invloed kan zijn op zijn cognitieve ontwikkeling. De risicofactoren die de Raad ziet, zijn gelegen in de kwetsbare ontwikkeling van [naam] . Verder ziet de Raad een risico in de verwachtingen van [naam] ouders aangaande hun relatie. Zijn vader zou graag weer een gezin willen vormen, terwijl [naam] en eiseres hebben aangegeven samen te willen wonen. Eiseres wil voorlopig geen relatie en wil zich richten op [naam] . Dit verschil van visie op de toekomst heeft invloed op [naam] .
18. In reactie op het rapport van de Raad stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen objectieve belemmering aanwezig is voor [naam] om met zijn ouders het gezinsleven in Polen uit te oefenen. De keuze om dat wel of niet te doen, is persoonlijk en de gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van de ouders van [naam] . Verder is volgens verweerder geen sprake van een trauma dan wel een achterstand in de ontwikkeling van [naam] . [naam] ontwikkeling past bij zijn leeftijd en het gezin krijgt op dit moment geen hulp van instanties, wat impliceert dat het goed gaat met [naam] en hij zich aanpast aan de situatie ondanks dat eiseres afwezig is. Er zijn verder ook geen indicaties waaruit volgt dat een eventueel trauma zijn weerslag heeft op de ontwikkeling van [naam] , zodat [naam] voor zijn ontwikkeling niet gebonden is aan Nederland. Ook volgt volgens verweerder uit het rapport niet dat er grote ontwikkelingsschade zal optreden bij [naam] . De aard en ernst van de problemen die [naam] mogelijk zal ondervinden als eiseres naar Polen wordt uitgezet, is niet vast te stellen. [naam] zou zich in elke situatie moeten aanpassen, zodat niet valt in te zien waarom dit niet kan als eiseres naar Polen wordt uitgezet. Er vindt op dit moment namelijk ook contact op afstand plaats. Dit contact kan op dezelfde manier worden voortgezet, waarbij eiseres ook beslissingen kan nemen ten behoeve van [naam] opvoeding, zoals zij dat nu ook doet. Verder meent verweerder dat uit het rapport niet volgt dat grote veranderingen vermeden dienen te worden. Uit het rapport komt namelijk slechts naar voren dat het niet te voorspellen is welke gevolgen het vertrek van eiseres naar Polen zou hebben voor de ontwikkeling van [naam] en [naam] een heel groot aanpassingsvermogen heeft. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat het rapport geen aanwijzingen geeft voor het oordeel dat de uitoefening van het gezinsleven in Polen zal leiden tot een ‘certain degree of hardship’.
19. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de rechtbank moet toetsen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden bij zijn belangenafweging heeft betrokken en, als dit het geval is, of hij zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ tussen het belang bij de uitoefening van het familieleven dan wel het privéleven van de vreemdeling in Nederland en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid.
20. Bij een belangenafweging waarin openbare-ordeaspecten een rol spelen, moeten de criteria uit de arresten Boultifen Ünerbetrokken worden. Hiertoe behoren onder meer de aard en de ernst van het gepleegde misdrijf, de gedragingen van de betrokken vreemdeling gedurende die tijd en de hechtheid van de sociale, culturele en familiebanden van de betrokken vreemdeling met het gastland en het land van herkomst. Ook de gezinssituaties van de betrokkene en het belang en welzijn van de kinderen van de betrokkene behoren hiertoe, in het bijzonder de ernst van de problemen die de kinderen waarschijnlijk zouden ondervinden in het land waarnaar de betrokkene mogelijk uitgezet zal worden. Verder volgt uit vaste jurisprudentie van het EHRMdat in alle beslissingen over kinderen hun belangen een eerste overweging dienen te vormen en aan die belangen, hoewel die belangen op zichzelf niet doorslaggevend kunnen zijn, aanzienlijk gewicht moet toekomen.
21. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet alle relevante belangen bij zijn afweging heeft betrokken. Hierbij acht de rechtbank van belang dat [naam] in Nederland is geboren en getogen. Hij gaat hier naar school en heeft hier privéleven. Verder volgt uit de door eiseres overgelegde brief van 24 november 2021 van Jeugdbescherming dat het in [naam] belang is om dit voort te zetten, waarbij expliciet is gesteld dat er zorgen zijn over [naam] blijvend veilige ontwikkeling als hij niet langer in Nederland verblijft en het contact met zijn moeder voor langere tijd beperkt blijft tot contact via moderne communicatiemiddelen. Uit het rapport van de Raad komt naar voren dat indien [naam] met zijn moeder naar Polen zal gaan hij daar naar school zal moeten gaan, wat van invloed kan zijn op zijn cognitieve ontwikkeling. Hij zal zijn vader, bij wie hij sinds de detentie van eiseres woont, ook minder zien, omdat die heeft verklaard in Nederland te zullen blijven en contact dan met name via moderne communicatiemiddelen zal plaatsvinden. Volgens de Raad zijn de risicofactoren gelegen in [naam] kwetsbare ontwikkeling. Hoewel de Raad in het rapport benoemt dat het ingewikkeld is om te voorspellen hoe de ontwikkelingsschade zich zal uiten bij [naam] , benoemt de Raad duidelijke zorgen en onderkent de Raad dat er schade zal zijn. Immers, op de aan de Raad voorgelegde vraag om een inschatting te maken van het risico dat [naam] loopt op ontwikkelingsschade bij een gedwongen terugkeer van eiseres naar Polen, antwoordt de Raad dat het, in het geval dat eiseres gedwongen terugkeert naar Polen en [naam] hier in Nederland zal blijven, zo zou kunnen zijn dat
deze schadeinvloed heeft op [naam]. Het optreden van ontwikkelingsschade wordt derhalve verondersteld en het zou, zo beschrijft de Raad, zo kunnen zijn dat die schade invloed heeft op bijvoorbeeld de stemming van [naam] en het vertrouwen in volwassenen. Dit wordt ook niet betwist door verweerder. Bovendien concludeert de Raad dat de gehechtheid tussen [naam] en moeder gezien de veroordeling van moeder kwetsbaar is en door vertrek van moeder verder onder druk zal komen te staan. Deze belangen van [naam] die eerder door Jeugdbescherming en later door de Raad zijn benoemd, heeft verweerder onvoldoende betrokken in zijn belangenafweging. Verweerder wordt gelet hierop niet gevolgd in zijn standpunt dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor [naam] om naar Polen te gaan. Verder leidt de opmerking van verweerder dat het een persoonlijke keuze van het gezin is als [naam] vader niet meegaat naar Polen niet tot een andere conclusie. Uit het voorgaande blijkt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er, gelet op [naam] belangen, geen objectieve belemmeringen zijn voor hem om naar Polen te gaan of dat het rapport geen aanwijzingen geeft voor het oordeel dat de uitoefening van het gezinsleven in Polen zal leiden tot een ‘certain degree of hardship’.
22. Verder stelt de rechtbank vast dat zij bij de uitspraak van 11 november 2022 heeft geoordeeld dat er een reële mogelijkheid bestaat dat eiseres na het onherroepelijk worden van het bestreden besluit naar Polen zal worden uitgezet om daar het resterende deel van haar gevangenisstraf uit te zitten. In deze uitspraak is tevens vastgesteld dat verweerder niet heeft onderzocht of, en zo ja, op welke wijze en in welke mate contact op afstand mogelijk is als eiseres wordt uitgezet naar Polen en zij aldaar haar resterende gevangenisstraf dient uit te zitten. Verweerder heeft op de zitting van 2 november 2023, in aanvulling op het bestreden besluit, aangegeven dat nog onduidelijk is of eiseres het resterende deel van haar gevangenisstraf in Polen zal uitzitten, maar dat op dit moment contact op afstand plaatsvindt en dit op dezelfde wijze kan plaatsvinden als ze wordt uitgezet en [naam] in Nederland blijft, waarbij hij haar zal bezoeken in de schoolvakanties. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende acht geslagen op de belangen van [naam] zoals onder rechtsoverweging 21 genoemd. De rechtbank merkt verder op dat er een verschil is in tijdelijke afwezigheid door detentie en permanente afwezigheid door verblijf in het buitenland. Uit het rapport van de Raad komt ook naar voren, zoals is weergegeven in rechtsoverweging 17, dat [naam] de nabijheid van zijn moeder nodig heeft om veilig op te kunnen groeien en deze nabijheid ook noodzakelijk is teneinde de reeds kwetsbare gehechtheidsrelatie te kunnen behouden. [naam] bezoekt zijn moeder nu eenmaal per maand; dat zal niet meer mogelijk zijn in het geval eiseres het resterende deel van haar straf in Polen zal moeten uitzitten. Volgens de Raad is er een kans dat [naam] uit balans raakt bij grote veranderingen, zoals wanneer eiseres naar Polen wordt uitgezet. Uit het rapport van de Raad blijkt verder dat er vanuit school met name contact is met eiseres over de vorderingen van [naam] . Ook schoolrapporten worden naar eiseres opgestuurd, omdat het moeilijk is om contact te krijgen met [naam] vader, mede omdat hij de Nederlandse taal niet beheerst. Verder blijkt uit het rapport van de casemanager van 25 september 2024 dat [naam] in behandeling is bij de kinderfysiotherapeut om zijn schrijfstijlen te ontwikkelen. Eiseres sluit hier digitaal bij aan en bespreekt tijdens deze momenten ook het huiswerk met [naam] , omdat [naam] vader dit niet nodig vindt.
23. De rechtbank is van oordeel dat verweerder er met de toelichting in het bestreden besluit, de verweerschriften en ter zitting onvoldoende blijk van heeft gegeven dat de hiervoor genoemde belangen van [naam] de eerste overweging hebben gevormd bij het nemen van het bestreden besluit en dat hij aan die belangen een aanzienlijk gewicht heeft toe laten komen.
24. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet alle relevante feiten en omstandigheden met betrekking tot de belangen van [naam] bij zijn belangenafweging heeft betrokken, zodat de ‘fair balance’ onvoldoende tot uitdrukking komt.
25. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb. Dit ziet zowel op de vraag of het persoonlijke gedrag van eiseres een actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving, als op de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM. Gelet op het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de ongewenstverklaring heeft eiseres ook procesbelang bij het beroep tegen de beëindiging van haar verblijf. Ook dat beroep is in zoverre gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
26. De rechtbank ziet verder aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpbvoor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.174,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting, 0,5 punt voor de reactie op het rapport van de Raad en 1 punt voor het verschijnen op de nadere zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).