Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 maart 2025 in de zaken tussen
Inleiding
- namens eiser: de gemachtigden van eiser, [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] Msc LLM;
- namens de minister: de gemachtigden van de minister, [naam 4] , drs. [naam 5] , [naam 6] MSc. en [naam 7] MSc.
Totstandkoming van de besluiten
.Volgens de minister is wat betreft de vaststelling van de voorlopige en definitieve budgetten voor de gebundelde uitkering voor 2018 tot en met 2024 geen sprake van een situatie op grond waarvan de verschillende gehanteerde verdeelmodellen voor bepaalde groepen gemeenten buiten toepassing zouden moeten worden gelaten. Van ernstige tekortkomingen in de verdeelmodellen die daartoe zouden noodzaken, is niet gebleken. Gelet op de onvolkomenheden die uit eerdere modellen zijn gehaald, is het ook niet aannemelijk dat recentere verdeelmodellen nadelig uitwerken zonder dat daarbij gemeentelijk beleid een rol speelt. Dat de gemeente Dordrecht een gezamenlijk beleid voert met de andere Drechtsteden en één geïntegreerde uitvoeringsorganisatie heeft, leidt volgens de minister niet tot de conclusie dat het model voor alle Drechtsteden dezelfde uitkomst moet hebben. Het budget wordt immers per gemeente vastgesteld. Dat aan de gemeente Dordrecht een ander budget wordt toegekend dan aan de andere Drechtsteden, kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat het model niet nauwkeurig is. De verdeling sluit volgens de minister goed aan bij het uitgangspunt van de wetgever dat de uitkering aan gemeenten voor de uitvoering van de bijstandstaak die kosten dekt die niet door beleid en uitvoering te vermijden zijn. Volgens de minister is niet gebleken van strijd met het evenredigheidsbeginsel.