In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024, wordt de beoordeling van de beroepen van de gemeente Den Haag tegen verschillende besluiten van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid behandeld. De gemeente heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten die betrekking hebben op de gebundelde uitkering voor de jaren 2017 tot en met 2021 en het voorlopige budget voor 2022. De rechtbank oordeelt dat de bestreden besluiten van 28 september 2020, 25 augustus 2021 en 7 april 2022, die de bezwaren van de gemeente ongegrond verklaarden, niet in stand kunnen blijven. De rechtbank concludeert dat de verdeelmodellen voor de jaren 2017 tot en met 2019 tekortkomingen vertonen, waardoor de gemeente Den Haag onevenredig is benadeeld. De rechtbank vernietigt de besluiten en draagt de minister op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Voor de jaren 2020 en 2021 oordeelt de rechtbank dat de tekorten niet als onevenredig kunnen worden beschouwd, en deze besluiten blijven in stand. De rechtbank wijst ook op de vangnetuitkeringen voor de jaren 2017 tot en met 2019, die eveneens niet ongewijzigd kunnen blijven. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een kostendekkende financiering voor gemeenten en de rol van de verdeelmodellen in de toekenning van budgetten.