ECLI:NL:RBDHA:2025:500
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel en ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit van het COa
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 10 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Syrische eiser en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie. De eiser was geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen op basis van een besluit van 3 december 2024, omdat hij zich schuldig had gemaakt aan meerdere incidenten, waaronder fysiek geweld en het niet naleven van de meldplicht. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit plaatsingsbesluit en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 3 januari 2025 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de minister en het COa zich lieten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het COa zich op het standpunt stelde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat de HTL-maatregel niet ten uitvoer was gelegd. Eiser had zich wel gemeld, maar was daarna vertrokken. De rechtbank oordeelde dat er procesbelang aanwezig was, omdat de gemachtigde van eiser had aangegeven dat zij nog contact met hem had en dat hij het beroep wilde doorzetten. De rechtbank heeft het plaatsingsbesluit getoetst en geoordeeld dat het COa terecht had besloten tot plaatsing in de HTL, gezien de incidenten die eiser had veroorzaakt.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen vrijheidsbeperkende maatregel was opgelegd, omdat eiser had afgezien van opvang voordat een dergelijke maatregel was vastgesteld. Hierdoor verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank heeft het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep tegen de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit.