ECLI:NL:RBDHA:2023:20662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
NL23.38234 en AWB 23/14305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de vrijheidsbeperkende maatregel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 december 2023, wordt de rechtmatigheid van de plaatsing van eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel beoordeeld. Eiser, een asielzoeker van Somalische nationaliteit, had beroep ingesteld tegen de besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelt dat het COa op goede gronden heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL, maar dat het plaatsingsbesluit onzorgvuldig is voorbereid. Dit besluit was gebaseerd op incidenten van geweld en overlast die eiser had veroorzaakt in een opvanglocatie. De rechtbank concludeert dat het COa onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische en psychiatrische geschiedenis van eiser, wat leidt tot de conclusie dat het plaatsingsbesluit vernietigd moet worden. Aangezien de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op het plaatsingsbesluit, wordt ook deze maatregel gegrond verklaard. Eiser krijgt een schadevergoeding van € 725,- voor de onterecht ondergane vrijheidsbeperking en de proceskosten worden voor de helft vergoed aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/14305 en NL23.38234

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

alsmede

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2023 (het bestreden besluit 1) heeft het COa besloten op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 29 november 2023 (het bestreden besluit 2) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en de gronden ingediend. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/14305. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.38234. Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/14307. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het COa en de staatssecretaris hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Bij bestreden besluit 1 heeft het COa besloten om eiser met ingang van 29 november 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiser zich op 27 november 2023 schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een (zeer) grote impact hebben doen ontstaan. Zo heeft eiser verbaal en fysiek geweld gebruikt door overtreding van de huisregels en door onrust en overlast te veroorzaken. Eiser heeft die dag onder andere in een reeks van incidenten op het AZC in Harderwijk iedereen die hij tegenkomt uitgescholden, heeft een vrouwelijke beveiligingsmedewerker lastig gevallen met seksueel getinte opmerkingen en gebaren, en heeft gezegd dat hij over zal gaan tot fysiek geweld als de beveiliging niet naar hem luistert. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen heeft het COa geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens het COa wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in de HTL rechtvaardigt.
2. Bij bestreden besluit 2 heeft de staatssecretaris de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 29 november 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het bestreden besluit 2 bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit waarin het incident dat zich heeft voorgedaan is toegelicht. De staatssecretaris ziet in de door eiser aangevoerde bijzondere omstandigheden geen aanleiding om af te zien van de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel. Eiser heeft in de HTL voldoende toegang tot psychische en medische zorgverlening.
Standpunten partijen
3. Eiser stelt dat aan hem geen HTL-maatregel kan worden opgelegd omdat eiser geen asielzoeker is, maar aan hem uitstel van vertrek is verleend. Eiser heeft daarom rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, eerste lid, sub j, van de Vw. Eiser valt onder de werking van de Rva 2005 ten aanzien van het verstrekken van voorzieningen en het recht op opvang. Uit de jurisprudentie en het beleid valt volgens eiser af te leiden dat er uitsluitend aan asielzoekers gedurende een asielprocedure en/of asielaanvraag een HTL-maatregel kan worden opgelegd. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting gesteld dat de bedoeling van de motie Spekman niet is geweest dat de vrijheid van een vreemdeling aan wie uitstel van vertrek is verleend kan worden beperkt en dat de staatssecretaris daarom onrechtmatig invulling geeft aan de Rva 2005.
3.1.
Eiser stelt verder dat er sprake is van een contra-indicatie vanwege gecompliceerde psychiatrische problematiek. Daarnaast heeft hij ook te maken met lichamelijke aandoeningen. Eiser is eerder van september 2014 tot november 2015 middels een rechterlijke machtiging opgenomen geweest in CTP Veldzicht. Eiser is in juni 2020 wederom klinisch opgenomen in CTP Veldzicht tot oktober 2021. Eiser stond verder als patiënt bij Fivoor Forensische en intensieve psychiatrische zorg te Rotterdam geregistreerd voor de benodigde ambulante behandeling na zijn ontslag uit CTP Veldzicht. Eiser stelt dat het COa onvoldoende inspanningen heeft verricht om een overplaatsing van eiser te bewerkstellingen alvorens de HTL-maatregel op te leggen. Er is bijvoorbeeld niet gebleken dat er op korte termijn geen geschikte plek is voor eiser en plaatsing op de HTL daarom de enige andere optie was om de orde en veiligheid op het AZC te kunnen waarborgen. Eiser stelt verder dat hij op de HTL niet de benodigde hulp kan ontvangen voor zijn psychische problemen. Gezien het chronische karakter van de problematiek is het van groot van belang dat eisers behandeling op juiste wijze wordt voortgezet. Er is onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden en de mogelijke (medische) belemmeringen zijn onvoldoende betrokken. Eiser meent dat de medische voorzieningen op de HTL in zijn geval tekortschieten. Het COa heeft onvoldoende en ondeugdelijk gemotiveerd dat in het geval van eiser geen medische belemmeringen zijn voor plaatsing in de HTL.
4. Het COa stelt zich op het standpunt dat, voordat eiser in de HTL is geplaatst, bij GZA is geverifieerd of gelet op de medische situatie overdracht aan de HTL mogelijk zou zijn. GZA heeft daarvoor op 28 november 2023 akkoord gegeven. Ter zitting heeft de gemachtigde van het COa toegelicht dat de vraagtekens die in de email van 28 november 2023 door GZA worden geplaatst bij de kwetsbaarheid van eiser, niet maken dat geen sprake is van een akkoord. Verder stelt het COa dat de stelling van eiser dat hij eerder middels een rechterlijke machtiging opgenomen is geweest in CTP Veldzicht en daarna nogmaals klinisch opgenomen is geweest in CTP Veldzicht, waarna eiser als patiënt geregistreerd stond bij Fivoor Forensische en Intensieve Psychiatrische zorg te Rotterdam, destijds ook is betrokken in de beroepsprocedure tegen het eerdere plaatsingsbesluit van 11 december 2021. GZA heeft toen ook akkoord gegeven voor plaatsing. De rechtbank heeft in die procedure in de uitspraak van 10 februari 2022 geoordeeld dat destijds geen sprake was van een contra-indicatie voor plaatsing van eiser in de HTL. Het COa stelt dat, nu eiser geen nieuwe relevante medische stukken over zijn psychische situatie heeft overgelegd, niet is aangetoond dat er thans sprake zou zijn van een contra-indicatie voor plaatsing van eiser in de HTL. Verder stelt het COa dat uit de informatie verkregen van de HTL is gebleken dat de medische zorg door GZA in Hoogeveen is overgenomen van GZA in Harderwijk. Eiser is inmiddels al meerdere keren bij GZA geweest en krijgt goede begeleiding op de HTL. Hij ontvangt zijn benodigde medicatie. Thuiszorg Beter Thuis Wonen is ingezet voor de medicatieverstrekking aan eiser. Ook hierbij krijgt eiser de juiste begeleiding. Eiser ontvangt hiermee dezelfde zorg in de HTL zoals hij die ook ontving bij de COa-locatie in Harderwijk. De stelling van eiser dat de zorg niet gelijk is aan de zorg die hij in Harderwijk ontving, kan derhalve niet worden gevolgd.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
Artikel 64 Vw en plaatsing in de HTL
5. Uit artikel 3, derde lid en onder f, van de Rva 2005 volgt dat met een asielzoeker, als bedoeld in het tweede lid van dat artikel, gelijk wordt gesteld de vreemdeling wiens uitzetting op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 achterwege blijft (…). De rechtbank concludeert daarom dat het COa aan eiser, aan wie uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 van de Vw, gelijk wordt gesteld met een asielzoeker, en daarom op grond van artikelen 10 en 11 in de HTL kan worden geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat de tekst van de Rva 2005 voldoende duidelijk is en ziet geen aanleiding te beoordelen of de Rva 2005 in overeenstemming is met de bedoeling van de motie. De beroepsgrond slaagt niet.
Het incident
6. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. Eiser heeft het incident ook niet bestreden. De rechtbank is van oordeel dat het incident, zoals volgt uit de verslaglegging van het COa, is te kwalificeren als een incident met een (zeer) grote impact. Het COa heeft voldoende gemotiveerd dat de veiligheid van de bewoners en het personeel op de COa-locatie (ernstig) in gevaar is gebracht door het gedrag van eiser. Het COa heeft op goede gronden overwogen dat een HTL-maatregel niet enkel bedoeld is om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag, maar ook is bedoeld voor het beschermen van de veiligheid en het welzijn van de andere bewoners en het COa-personeel van de opvanglocatie.
Een contra-indicatie
7. Uit paragraaf 4.3.8 van het Maatregelenbeleid van het COa 2022 volgt dat er een aantal contra-indicaties bestaan die aan een plaatsing in de HTL in de weg kunnen staan. Het uitgangspunt is dat bewoners met acute psychiatrische problematiek niet in de HTL worden geplaatst. Het COa vraagt daarom voorafgaande aan de oplegging van de HTL-maatregel en de vrijheidsbeperkende maatregel GZA om advies.
7.1.
In het geval van eiser stelt de rechtbank vast dat het COa op 28 november 2023 om 10:54 uur GZA Hoogeveen de volgende e-mail heeft verstuurd:
“Onderwerp: GZA HGV akkoord voor vervoer naar HTL 9010597729
Onderstaande (oud HTL bewoner) is aangemeld bij de HTL vanuit locatie Harderwijk. Vertoont aldaar verbaal grensoverschrijdend gedrag richting medewerkers en zorgt voor veel overlast in de gemeente. Daarom is het COA de mogelijkheid voor een HTL-maatregel aan het onderzoeken.. Zijn er medische belemmeringen, of overige contra-indicaties, voor vervoer naar de HTL? Graag het laatste incident meenemen in jullie overweging.”
Het COa heeft vervolgens op 28 november 2023 om 15:08 uur een e-mail ontvangen van GZA met de volgende inhoud:
“Meneer kan vervoert worden naar de HTL in Hoogeveen. Wel vraagt GZA zich af of dit een goede plek is voor meneer, i.v.m. kwetsbaarheid.”
7.2.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiser te kampen heeft met verschillende medische- en psychiatrische problemen. Uit de verschillende dossierstukken volgt dat er bij eiser schizofrenie is gediagnosticeerd, dat eiser bekend is met een langdurige verslavingsgeschiedenis, dat eiser Hiv-positief is en somatische klachten heeft. De rechtbank stelt vast dat, zie rechtsoverweging 7.1., het COa heeft gevraagd of er medische belemmeringen, of overige contra-indicaties zijn, voor
vervoernaar de HTL. Gelet op het antwoord van GZA is slechts een ondubbelzinnig akkoord gegeven voor het vervoer naar de HTL. Het antwoord kan niet anders worden gelezen dan dat er vraagtekens worden geplaatst bij de plaatsing in de HTL. Van een ongeclausuleerd akkoord voor plaatsing is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dat wel sprake zou zijn van een akkoord met de plaatsing omdat GZA niet aangeeft dat eiser niet kan worden geplaatst volgt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat het COa, gelet op de vraagtekens die GZA plaatst bij de plaatsing van eiser in een HTL, nader onderzoek had moeten doen of dit inhoudt of sprake is van medische belemmeringen, zoals acute psychiatrische problematiek, die maken dat plaatsing van eiser in de HTL niet mogelijk is. De rechtbank acht in dat kader van belang dat het COa bekend was met eisers medische en psychiatrische geschiedenis. De stelling dat eiser nu zorg ontvangt in de HTL, zoals door het COa in rechtsoverweging 4 uiteen is gezet en ook ter zitting is toegelicht, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de plicht van het COa om voorafgaande aan de HTL-plaatsing zorgvuldig onderzoek te doen. De rechtbank concludeert dat het plaatsingsbesluit onzorgvuldig is voorbereid. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is gegrond. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het plaatsingsbesluit vernietigen.
7.3.
De overige beroepsgronden laat de rechtbank gelet op het voorgaande onbesproken.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
8. De rechtbank overweegt ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel als volgt. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en gelet op de omstandigheid dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens gegrond moet worden verklaard.
9. De rechtbank gaat ervan uit dat een vrijheidsbeperkende maatregel evenals een vrijheidsontnemende maatregel, immateriële schade tot gevolg heeft bij degene die de maatregel dient te ondergaan. Die schade zal bij een vrijheidsbeperkende maatregel wel geringer zijn dan bij een vrijheidsontnemende maatregel. Hiervan uitgaande acht de rechtbank aannemelijk dat eiser immateriële schade heeft geleden van € 25,- per dag dat hij zonder rechtstitel vrijheidsbeperking heeft ondergaan. De rechtbank stelt vast dat eiser ten onrechte gedurende 29 dagen, namelijk van 29 november 2023 tot en met 27 december 2023, in zijn bewegingsvrijheid is beperkt, zodat aanleiding bestaat om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot vergoeding aan eiser van een totaalbedrag aan schade van € 725,-.
10. De rechtbank ziet aanleiding om het COa en de staatssecretaris ieder voor de helft te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft moeten maken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 837,00 en wegingsfactor 1). De rechtbank is van oordeel dat beide beroepen als samenhangend moeten worden gezien, als bedoeld in artikel 3 van het Bpb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het plaatsingsbesluit gegrond;
  • vernietigt het plaatsingsbesluit;
  • verklaart het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel gegrond;
  • beveelt de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel met ingang van vandaag;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 725,-;
  • veroordeelt het COa en de staatssecretaris ieder voor de helft in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd de de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.