ECLI:NL:RBDHA:2025:3629
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Overdracht van asielzoeker aan Spanje onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Syrische nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen deze beslissing beoordeeld en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Dit houdt in dat de rechtbank van oordeel is dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat de eiser kan worden overgedragen aan de Spaanse autoriteiten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast, wat inhoudt dat de minister mag vertrouwen op de naleving van internationale verplichtingen door andere EU-lidstaten, tenzij de eiser kan aantonen dat er een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten. De eiser heeft echter niet kunnen aantonen dat er sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Spanje die een schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest zouden kunnen opleveren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister geen nader onderzoek hoefde te verrichten naar de situatie in Spanje, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn situatie bij overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigt.
De rechtbank heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan binnen zes weken na de uitspraak verzet aantekenen als hij het niet eens is met de beslissing.