ECLI:NL:RBDHA:2025:3021
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een minderjarige jezidi uit Irak en de beoordeling van de leefomstandigheden in het vluchtelingenkamp
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een minderjarige jezidi uit Irak tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in het dorp Til Ezir, heeft op 6 november 2022 een asielaanvraag ingediend, die op 16 december 2024 door de Minister van Asiel en Migratie als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 19 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de leefomstandigheden in het vluchtelingenkamp Essyan in Dohuk, waar de eiser en zijn ouders verblijven. De rechtbank stelt vast dat de minister niet heeft aangetoond dat de omstandigheden in het kamp geen direct verband houden met de vervolging of het risico op ernstige schade voor de eiser. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.814,-.