ECLI:NL:RVS:2019:433
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- J.Th. Drop
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Intrekking omgevingsvergunning op basis van Bibob-advies en rechtspositie appellant
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten aan een pand in Eindhoven. De appellant, eigenaar van het pand, had in 2014 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een extra appartement. Deze vergunning werd verleend, maar na een negatief Bibob-advies in 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven in 2016 besloten de vergunning in te trekken. De appellant betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat het Bibob-advies geen grond kon zijn voor de intrekking, omdat de beleidsregel van de gemeente Eindhoven een limitatieve opsomming gaf van omstandigheden waaronder een vergunning kon worden ingetrokken. Hij stelde dat de omstandigheden ten tijde van de intrekking niet aan de orde waren en dat de wijziging van de beleidsregel hem in een slechtere rechtspositie bracht.
De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college het Bibob-advies mocht gebruiken als grond voor de intrekking van de vergunning. De Afdeling bevestigde dat bij het besluit op bezwaar het recht zoals dat op dat moment geldt, moet worden toegepast, en dat de enkele omstandigheid dat de appellant door nieuw recht in een ongunstiger positie komt, onvoldoende is om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigden. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.