ECLI:NL:RBDHA:2025:2953
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid met betrekking tot Syrische eiseres
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 februari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, een Syrische vrouw, had een aanvraag ingediend om als familie- of gezinslid bij haar zoon in Nederland te verblijven. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag afgewezen, met het argument dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon, en dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wogen dan die van eiseres.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 behandeld. Eiseres betoogde dat er wel degelijk sprake was van financiële en emotionele afhankelijkheid, en dat haar medische situatie haar afhankelijkheid vergrootte. De rechtbank oordeelde echter dat de minister terecht had vastgesteld dat de gestelde financiële ondersteuning niet voldoende was onderbouwd en dat er geen bewijs was van emotionele afhankelijkheid die de gebruikelijke banden overstijgt. De rechtbank concludeerde dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden had betrokken bij zijn beoordeling en dat er geen sprake was van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de mvv in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een brede beoordeling van afhankelijkheidselementen in het kader van gezinsleven, maar concludeert dat in dit geval de belangen van de staat zwaarder wegen.