ECLI:NL:RBDHA:2025:2615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 31 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 13 februari 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister mag in dit geval uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Bulgarije een verzoek om terugname heeft aanvaard. Eiser betoogt dat er structurele tekortkomingen zijn in de Bulgaarse asielprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er fundamentele systeemfouten zijn.
De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling is genomen. Eiser heeft geen medische documenten overgelegd en er is geen bewijs dat Nederland de meest geschikte plek is voor zijn behandeling. De rechtbank wijst erop dat de omstandigheden die eiser aanvoert, niet voldoende zijn om te concluderen dat de overdracht naar Bulgarije van onevenredige hardheid getuigt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, en is openbaar gemaakt op 21 februari 2025.