ECLI:NL:RVS:2024:5026
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 5 december 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.W.M. van Erp, in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 8 november 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de minister van Asiel en Migratie op 23 september 2024 haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van haar hoger beroep.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin vergelijkbare rechtsvragen waren behandeld.
Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 december 2024, en de beslissing werd vastgesteld door mr. N. Verheij, de voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, de griffier.