4.1.Ten aanzien van de gedragingen met een zeer grote impact vermeldt het COa dat in de periode tussen 26 november 2024 en 29 november 2024 een reeks ernstige incidenten heeft plaatsgevonden op de opvanglocatie in Groningen aan de Europaweg. Deze incidenten omvatten bedreigingen en vermoedelijke diefstal van persoonlijke eigendommen van een AMV, aldus de weergave van het COa.
5. Eiser betoogt dat de gebeurtenissen, op basis waarvan hij onderhavige HTL-maatregel opgelegd heeft gekregen, dateren van november 2024 en dus ruim van acht maanden geleden. Eiser erkent dat hij fouten heeft begaan en heeft hiervoor ook straf gekregen en uitgezeten. Hij meent dat hij voldoende is gestraft voor de incidenten en begrijpt niet waarom hij opnieuw in de HTL dient te verblijven.
Verder voert eiser aan dat de laatste overtreding dateert van 18 april 2024 en het laatste incident van 28 november 2024. Volgens het COa-besluit is er sprake van een “
recente reeks incidenten”, maar dit wordt door eiser betwist. Eiser meent dat “
het doel van positieve gedragsverandering” al is bereikt en dat uit het COa-besluit niet blijkt waarom dit niet het geval zou zijn. Een nieuwe HTL-plaatsing is niet noodzakelijk om verdere escalaties te voorkomen, aldus eiser.
Ook betoogt eiser dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom in deze zaak niet is gekozen voor een lichter middel. De standaardoverweging dat een lichter middel niet in verhouding zou staan tot de ernst van het incident, acht eiser onvoldoende. Hij verwijst daartoe naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 mei 2024.Ook het feit dat de incidenten ruim 8 maanden geleden hebben plaatsgevonden had een reden moeten zijn voor een lichter middel.
Tot slot voert eiser aan dat zowel het plaatsingsbesluit als de HTL-maatregel niet over een voldoende wettelijke basis beschikken. Daarnaast wordt binnen de HTL onbevoegd geweld toegepast. Ook het recht op privéleven, als bedoeld in artikel 8 EVRM, wordt geschonden. Eiser verwijst naar een artikel van A&MR “
over geweldgebruik, de ROV-kamer en de vreemde wereld van boa’s” van dhr. Verbaas en naar de uitspraak van rechtbank Roermond van 19 april 2023.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de incidenten die aan het plaatsingsbesluit van
3 december 2024 ten grondslag liggen niet heeft bestreden en dat het COa de incidenten terecht heeft gekwalificeerd als incidenten met een zeer grote impact. De rechtbank heeft zich bovendien in eerdere uitsprakenal uitgelaten over de vraag of het COa in deze incidenten aanleiding mocht zien om eiser te plaatsen in de HTL. In hetgeen eiser in onderhavige procedure heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. De rechtbank acht het tijdsverloop sinds de incidenten onvoldoende om deze in onderhavige zaak niet meer aan eiser te kunnen tegenwerpen. Eiser heeft al meerdere keren eerder de HTL verlaten, waardoor het voor het COa onmogelijk is geweest om met eiser te werken aan een gedragsverandering en om deze daadwerkelijk bij eiser vast te stellen. Het COa heeft zo niet kunnen concluderen dat er geen zorgen meer zijn met betrekking tot de veiligheid bij plaatsing van eiser op een reguliere opvanglocatie. Eiser heeft zelf niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een daadwerkelijke gedragsverandering. De enkele stelling daartoe acht de rechtbank onvoldoende.
7. Verder is de rechtbank van oordeel dat in het plaatsingsbesluit duidelijk staat beschreven wat er heeft plaatsgevonden en welke impact dit heeft gehad binnen het AZC. Het COa heeft terecht overwogen dat al eerder incidenten hebben plaatsgevonden waarbij is gekozen voor lichtere maatregelen, maar klaarblijkelijk zonder succes. Het COa heeft dan ook overtuigend gesteld dat, om verdere escalaties te voorkomen en de veiligheid van zowel eiser als de omgeving te waarborgen, HTL-plaatsing de enige gepaste maatregel is om zo het gedrag van eiser te monitoren en bij te sturen. Eisers beroep op tijdsverloop maakt dit niet anders.
8. Ten aanzien van de beroepsgrond dat plaatsing in de HTL een onvoldoende wettelijke grondslag heeft en dat binnen de HTL onbevoegd geweld wordt toegepast, verwijst de rechtbank naar de hiervoor onder 6. genoemde uitspraak van 10 juli 2025, rechtsoverweging 8. De rechtbank ziet in onderhavige procedure geen reden voor een ander oordeel.
9. Het beroep gericht tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
Het beroep gericht tegen de vrijheidsbeperkende maatregel
10. Omdat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, oordeelt de rechtbank dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ook ongegrond moet worden verklaard en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.