ECLI:NL:RBDHA:2025:14213
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 8 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 22 juli 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.
De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister mag ervan uitgaan dat Frankrijk, als verantwoordelijke lidstaat, zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bijzonder kwetsbaar is en dat de situatie in Frankrijk niet veilig is voor haar, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Frankrijk.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar medische situatie of haar status als slachtoffer van mensenhandel en gedwongen prostitutie haar bijzonder kwetsbaar maakt in de zin van de relevante jurisprudentie. De rechtbank stelt vast dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag niet aan hem had hoeven worden voorgelegd op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De uitspraak eindigt met de mededeling dat eiseres kan worden overgedragen aan Frankrijk en dat zij geen proceskostenvergoeding ontvangt.