ECLI:NL:RBDHA:2025:1229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
SGR 23/1268 en SGR 23/6289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kennisneming van persoonsgegevens door de politie en de motivering van weigeringsgronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2025, wordt de beoordeling van de beroepen van eiser over de kennisneming van zijn persoonsgegevens door de politie behandeld. Eiser had in 2023 beroep aangetekend tegen een besluit van de politie, waarin gedeeltelijke kennisneming van zijn persoonsgegevens was geweigerd. De rechtbank oordeelt dat de zoekslag die de politie heeft uitgevoerd onvoldoende inzichtelijk is en dat de weigeringsgronden niet goed zijn gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat de informatiehuishouding van de politie niet op orde is en dat de belangenafweging tussen de privacy van eiser en de bescherming van de nationale veiligheid niet goed is uitgevoerd. De rechtbank vernietigt de besluiten van de politie, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de gebreken zijn hersteld. Eiser wordt in het gelijk gesteld in zijn beroep tegen de besluiten van 2 februari 2023, 16 augustus 2023 en 24 januari 2024, maar zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het beroep tegen het besluit van 19 december 2019 worden niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank beveelt de politie om het griffierecht aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/1268 en SGR 23/6289
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2025 in de beroepsprocedures tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: F. van der Linde),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: drs. A. Krommendijk en mr. J. Bruinsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser over kennisneming van zijn persoonsgegevens.
1.1
Het betreft het beroep van 14 februari 2023, gericht tegen een besluit van 2 februari 2023 en tegen het niet-tijdig nemen van een besluit (SGR 23/1268). Verder betreft het het beroep van 19 september 2023, gericht tegen een besluit van 19 december 2019, een nader besluit van 16 augustus 2023 en een aanvullend besluit van 24 januari 2024 (SGR 23/6289). Vanwege de onderlinge verwevenheid heeft de rechtbank bepaald dat de beroepen gezamenlijk worden behandeld en in één uitspraak worden beoordeeld.
1.2
In de bestreden besluiten heeft verweerder informatie verstrekt over verwerkingen van de persoonsgegevens van eiser. Daarnaast heeft verweerder aan eiser de gelegenheid gegeven om gedeeltelijk kennis te nemen van zijn persoonsgegevens. Van een aantal gegevens heeft verweerder de kennisneming geweigerd.
1.3
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Verweerder heeft ook stukken ingediend met het verzoek deze geheim te houden op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft beslist dat geheimhouding daarvan gerechtvaardigd is. Eiser heeft toestemming verleend om mede op basis van deze stukken uitspraak te doen. De rechtbank heeft de inhoud van de stukken bekeken.
1.4
De rechtbank heeft de beroepen op 29 april 2024 op zitting behandeld. Het onderzoek is vervolgens geschorst om partijen de gelegenheid te geven tot overleg. Daarna is het onderzoek op de zitting van 21 november 2024 hervat. Eiser was op beide zittingen aanwezig met zijn gemachtigde. Aan de zijde van eiser was ook aanwezig mr. [naam 1]. Verweerder is op beide zittingen vertegenwoordigd door drs. A. Krommendijk, op de zitting van 29 april 2024 verzegeld door mr. [naam 2] en op de zitting van 21 november 2024 vergezeld door mr. J. Bruinsma.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser ondervindt problemen bij het reizen naar het buitenland. Zo is hem meerdere keren de toegang tot Turkije belet, waardoor hij zijn schoonfamilie daar niet kan bezoeken.
3. Op 8 oktober 2019 heeft eiser op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (WPG) verzocht om informatie over de verwerking van zijn persoonsgegevens door de politie. Verweerder heeft bij besluit van 19 december 2019 informatie verstrekt over eenendertig gegevensregistraties. Van een aantal registraties is inzage geweigerd met een beroep op weigeringsgronden uit artikel 27 van de WPG. Eveneens is in dit besluit medegedeeld dat nog niet alle gegevensverwerkingen van de Landelijke Eenheid van de politie in kaart waren gebracht. Als eiser recht zou blijken te hebben op informatie van de Landelijke Eenheid, dan zou hij daar nader over worden geïnformeerd.
4. Eiser heeft op 23 oktober 2022 opnieuw verzocht om informatie over de verwerking van zijn persoonsgegevens. Daarbij heeft eiser ook specifiek verzocht om een antwoord op de vraag, of hij onderwerp van een CTER [1] -registratie is of was. Ook is verzocht om een antwoord op de vraag, of eiser staat of heeft gestaan op de LOP [2] -lijst en, zo ja, of daarvan gegevens met derde landen zijn gedeeld.
5. Bij besluit van 2 februari 2023 heeft verweerder op het verzoek van 23 oktober 2022 beslist:
(-) voor zover het gaat om registraties die voor 8 oktober 2019 zijn vastgelegd, heeft verweerder het verzoek afgewezen onder verwijzing naar het besluit van 19 december 2019;
(-) van registraties die na 8 oktober 2019 hebben plaatsgevonden is een overzicht verstrekt. Ten aanzien van een enkele registratie heeft verweerder de kennisneming geweigerd ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
(-) verder heeft verweerder medegedeeld dat eiser voorkomt in het CTER-informatiesysteem. Inzage in de betreffende informatie is geweigerd ter bescherming van de nationale veiligheid. Ook heeft verweerder aangegeven dat eiser van 2015 tot en met 2017 op de LOP-lijst heeft gestaan en dat de eenheid Den Haag geen informatie heeft over het delen van deze aanduiding met andere landen;
(-) verweerder heeft daarnaast gewezen op de mogelijkheid, dat de Landelijke Eenheid van de politie nog meer gegevens over eiser heeft verwerkt. Eiser is voor verdere informatie naar dit politieonderdeel verwezen.
6. Op 27 februari 2023 heeft eiser op het politiebureau inzage gekregen in de gegevens waarvan hij op grond van het besluit van 2 februari 2023 kennis mag nemen.
7. Met een nader besluit van 16 augustus 2023 heeft verweerder informatie verstrekt over gegevensverwerkingen door de Landelijke Eenheid:
(-) in twee registraties is kennisneming gedeeltelijk toegewezen;
(-) kennisneming van de inhoud van drie verwerkingen is volledig geweigerd ter vermijding van nadeel voor de voorkoming, opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
(-) ook is medegedeeld dat de LOP-lijst aan de Verenigde Staten en Turkije is verstrekt.
8. Vervolgens heeft verweerder op 24 januari 2024 een aanvullend besluit genomen. Hierin is medegedeeld dat personen die op de LOP-lijst hebben gestaan, internationaal zijn gesignaleerd. Dit is gebeurd via het SIS [3] , alsook door middel van een “Interpol-diffusion” – een verspreiding van gegevens naar een aantal Interpol-landen. Omdat gegevens van gesignaleerde personen na beëindiging van de signalering in het SIS en het Interpol-systeem worden vernietigd, kan verweerder de persoonsgegevens van eiser daarin niet achterhalen.
9. Op 19 november 2024 heeft eiser op het kantoor van de politie inzage gekregen in gegevens waarvan hij op grond van de besluiten van 19 december 2019, 2 februari 2023 en 16 augustus 2023 kennis mag nemen. Het was de gemachtigde van eiser niet toegestaan bij de inzage aanwezig te zijn.
Wat stelt eiser in beroep?
10. Verweerder heeft niet tijdig op het verzoek van 23 oktober 2022 beslist.
11. De zoekslag is ondeugdelijk gemotiveerd en onzorgvuldig uitgevoerd. Dat blijkt al uit het feit dat verweerder aanvullende besluiten heeft moeten nemen. Uit de handelwijze van verweerder blijkt dat de informatiehuishouding van de politie bij de verwerking van persoonsgegevens niet op orde is. Dit vindt tevens bevestiging in de rapporten van KPMG [4] en de Nationale ombudsman [5] . Eiser moet hiertegen in bescherming worden genomen met het oog op het beginsel van equality of arms, artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Eiser verzoekt dan ook om benoeming van een deskundige om forensisch onderzoek te verrichten naar de persoonsgegevens van eiser in de informatiesystemen van verweerder.
12. Verweerder heeft ten onrechte weigeringsgronden uit artikel 27 van de WPG ingeroepen. Hij heeft de toepasselijkheid daarvan ook niet goed gemotiveerd.
13. De informatieverstrekking is ondeugdelijk:
(-) de landsadvocaat heeft meegedeeld dat er aanwijzingen waren over mogelijk uitreizen van eiser naar Irak en Syrië en zijn omgang met CTER-gerelateerde personen en ‘aanjagers’, maar deze informatie is niet verstrekt;
(-) verweerder heeft geen inzage geboden in de gegevens waarnaar het besluit van 24 januari 2024 verwijst;
(-) er ontbreken persoonsgegevens over de afhandeling van eisers informatieverzoek;
(-) verweerder had alle registraties moeten aanduiden op een inventarislijst en afschriften aan eiser moeten verstrekken;
(-) de inzage van 27 februari 2023 was onvolledig omdat geen inzage is geboden in gegevens van de Landelijke Eenheid, terwijl de gemachtigde van eiser bij de inzage van 19 november 2024 ten onrechte de toegang is ontzegd.
Wat vindt de rechtbank?
De ontvankelijkheid van het beroep
14. Eiser is niet-ontvankelijk in het beroep wegens het niet tijdig beslissen.
Bij besluit van 2 februari 2023 heeft verweerder niet volledig op de aanvraag van 23 oktober 2022 beslist, maar dat is bij de besluiten van 16 augustus 2023 en 24 januari 2024 alsnog gebeurd. Bij het beroep wegens niet-tijdig beslissen bestaat dus geen belang meer. Dat geldt ook voor het vaststellen van de dwangsom, omdat verweerder het wettelijk maximaal te verbeuren dwangsombedrag van € 1.442,- al heeft uitgekeerd. De vraag of sprake was van het niet tijdig nemen van een beslissing kan dus in het midden blijven.
15. Het beroep van 19 september 2023 voor zover gericht tegen het besluit van 19 december 2019 is niet-ontvankelijk, omdat het te laat is ingesteld. Weliswaar was er nog een open eind in dat besluit, maar niet valt in te zien dat niet eerder beroep kon worden ingesteld tegen het inhoudelijk gedeelte van dat besluit. Daarbij is niet gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Los hiervan gaat het beroep tegen de overige later genomen besluiten over dezelfde kern, namelijk hoe het komt dat eiser niet kan inreizen in andere landen en dan met name Turkije. De twijfel over de zoekslag van verweerder met betrekking tot persoonsgegevens in de politieregisters en de gedeeltelijke weigering van inzage hierin kan voldoende aan bod komen met betrekking tot de overige besluiten. Daarbij komt dat eiser op 19 november 2024 nog inzage heeft gehad in diverse gegevens ook die zijn verbonden aan het besluit van 19 december 2019.
De zoekslag
16. Bij een besluit over de kennisneming van politiegegevens moet verweerder voldoende inzichtelijk maken op welke manier de zoekslag is uitgevoerd. Wanneer verweerder stelt dat na onderzoek is gebleken, dat gegevens niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald gegeven toch onder verweerder berust. [6]
17. In de besluiten van 2 februari 2023, 16 augustus 2023 en 24 januari 2024 heeft verweerder de zoekslag niet goed inzichtelijk gemaakt. Er is onvoldoende duidelijk gemaakt welke zoektermen zijn gebruikt en in welke systemen is gezocht. De besluiten zijn dus ondeugdelijk gemotiveerd. Daarmee zijn de beroepen tegen deze besluiten gegrond.
18. Bij brief van 24 oktober 2024 heeft verweerder een toelichting op de zoekslag gegeven. Hij heeft aangegeven dat een politiemedewerker met een hoge autorisatie-bevoegdheid de zoekslag heeft verricht. De zoekslag betrof alle politiegegevens van eiser in het systeem Basisvoorziening Handhaving en het politieregistratiesysteem Summ-IT. Deze systemen zijn doorzocht met gebruikmaking van de zoekterm ‘[zoekterm]’ en een unieke, op eiser betrekking hebbende code, de zogenaamde Kenocode met kenmerk ‘[codenaam]’. Ingeval van een treffer heeft de politiemedewerker contact opgenomen met een teamleider, om te controleren of er nog verdere gegevens van eiser zijn verwerkt.
18.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee alsnog voldoende deugdelijk toegelicht dat hij een zorgvuldige en volledige zoekslag heeft verricht. Weliswaar had verweerder meerdere besluiten nodig om aan het informatieverzoek te voldoen en is de motivering pas in een laat stadium verbeterd, maar hierin vindt de rechtbank geen concrete aanwijzingen dat de zoekslag niet met de vereiste zorg en precisie is uitgevoerd of niet voldoende omvattend is geweest.
Het privacy assurance rapport van KPMG en het onderzoeksrapport van de Nationale ombudsman waarnaar eiser heeft verwezen, geven reden tot zorg over de kwaliteit van de informatiehuishouding bij de Nederlandse politie in het algemeen. Dit rechtvaardigt echter niet de conclusie, dat verweerders toelichting op de zoekslag in dit geval aannemelijkheid ontbeert. In de stellingen van eiser en de door verweerder overgelegde stukken vindt de rechtbank geen concrete aanknopingspunten dat er persoonsgegevens van eiser buiten de zoekslag zijn gebleven.
Er is daarom ook geen sprake van een schending van het beginsel van equality of arms, artikel 6 van het EVRM dan wel artikel 47 van het Handvest.
19. Omdat de rechtbank een eigen oordeel heeft kunnen vormen over de zoekslag is er ook geen aanleiding voor de benoeming van een forensisch deskundige.
De toepassing van de weigeringsgronden
20. Het recht op kennisneming van persoonsgegevens is geen absoluut recht. [7] Het kan worden beperkt vanwege zwaarder wegende belangen, zoals het belang van derden. Daarbij dient het belang van de betrokkene op kennisneming te worden afgewogen tegen het belang om dat te weigeren. [8] De rechtbank beoordeelt hierna per besluit of verweerder de kennisneming van gegevens op basis van de ingeroepen weigeringsgronden heeft mogen afwijzen en of verweerder de weigeringen deugdelijk heeft gemotiveerd.
Het besluit van 2 februari 2023
21. Bij besluit van 2 februari 2023 heeft verweerder inzage geweigerd in een deel van een registratie over een contactmoment met een wijkagent. Verder heeft verweerder medegedeeld dat eisers naam voorkomt in het CTER-systeem, maar inzage in de gegevens uit dat systeem volledig geweigerd.
21.1
Met betrekking tot de registratie over het contactmoment met de wijkagent, stelt de rechtbank vast dat gedeelten daarvan kunnen worden herleid tot derden. Verweerder mocht het belang om de rechten en vrijheden van die derden te beschermen, zwaarder laten wegen dan eisers belang om in die gegevens inzage te krijgen. Daarmee heeft verweerder kunnen oordelen dat weigering noodzakelijk en evenredig is. Kennisneming van deze gedeelten is dus op goede gronden geweigerd met toepassing van artikel 27, aanhef, eerste lid, onderdeel d van de WPG. Verweerder heeft de weigering deugdelijk gemotiveerd.
21.2
Onder de door verweerder overgelegde gegevens uit het CTER-systeem bevindt zich een grote hoeveelheid informatie die geen betrekking heeft op eiser. Artikel 25 van de WPG biedt geen grondslag voor eiser om kennis te nemen van deze gegevens.
Daarnaast omvatten de gegevens uit het CTER-systeem verschillende persoonsgegevens van eiser. De rechtbank is van oordeel dat kennisneming van de inhoud van deze gegevens inzicht biedt in processen van de politie met een uiterst gevoelig karakter, die plaatshebben in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid. Het borgen van de vertrouwelijkheid van deze processen weegt dus bijzonder zwaar. Het is daarbij aannemelijk dat blootlegging van deze gevoelige gegevens kan leiden tot ondermijning van de informatiepositie van de politie. Verweerder heeft aan dit nationale veiligheidsbelang een zwaarder gewicht mogen toekennen dan eisers belang bij inzage en mogen oordelen dat weigering daarvan noodzakelijk en evenredig is. De kennisneming is dus op goede gronden geweigerd met toepassing van artikel 27, aanhef, eerste lid, onderdeel e van de WPG. Dat geldt dus ook voor zover er gegevens zijn die aanwijzingen bevatten over het mogelijk uitreizen van eiser naar Irak en Syrië en zijn omgang met CTER-gerelateerde personen en ‘aanjagers’. Daarbij is de motivering van de weigering weliswaar betrekkelijk summier en algemeen, maar gezien gevoelige inhoud van de gegevens kon van verweerder in redelijkheid geen uitgebreidere en specifiekere motivering worden gevergd.
Het nadere besluit van 16 augustus 2023
22. Bij het nadere besluit van 16 augustus 2023 heeft verweerder de kennisneming geweigerd van verwerkingen over (-) de verstrekking van politiegegevens aan de Belgische autoriteiten en (-) de verwerkingen LENAB 15014 en LENAD 15001.
22.1
Onder deze verwerkingen bevindt zich informatie die geen betrekking heeft op eiser. Artikel 25 van de WPG biedt geen grondslag voor eiser om kennis te nemen van deze gegevens.
Daarnaast omvatten de verwerkingen verschillende persoonsgegevens van eiser. De rechtbank constateert dat kennisneming van die persoonsgegevens inzicht kan bieden in de strategische en tactische overwegingen die een rol spelen die in de werkwijze van de politie. Het is aannemelijk dat bredere bekendwording van deze informatie kan leiden tot het ondermijnen van onderzoeksstrategieën. Aan dit onderzoeksbelang heeft verweerder meer gewicht mogen toekennen dan eisers belang bij inzage. Verweerder heeft kunnen oordelen dat weigering daarvan noodzakelijk en evenredig is en toepassing mogen gegeven aan artikel 27, aanhef, onderdeel b van de WPG. De gegeven motivering kan de weigering dragen.
De informatieverstrekking
23. Eiser betoogt dat verweerder alle gegevens had moeten aanduiden op een inventarislijst. De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog. Met de besluiten van 2 februari 2023 en 16 augustus 2023 heeft verweerder een overzicht gegeven van de aangetroffen persoonsgegevens, behalve de CTER-gegevens. Een inventarislijst was dus niet nodig. Over de CTER-gegevens heeft verweerder een algemene, categoriale beschrijving gegeven; vanwege de bijzondere gevoeligheid van die gegevens mag van verweerder geen nadere aanduiding op een inventarislijst worden geëist.
24. Er is geen aanwijzing dat persoonsgegevens van eiser over de afhandeling van zijn informatieverzoek buiten de zoekslag zijn gebleven. Over de afhandeling van dit verzoek heeft verweerder in de brief van 24 oktober 2024 bovendien voldoende informatie gegeven.
25. In het besluit van 24 januari 2024 is aanvullende informatie verstrekt over de internationale signalering en de plaatsing op de LOP-lijst. Hierbij is aangegeven dat de betreffende persoonsgegevens van eiser na beëindiging van de signalering zijn vernietigd. Deze vernietiging is aannemelijk en ook niet betwist. De rechtbank neemt dan ook aan, dat het onmogelijk is om inzage te verlenen in de gegevens waarnaar het besluit verwijst.
26. Het verstrekkingenregime van artikel 25 van de WPG heeft uitsluitend betrekking op politiegegevens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van die wet en niet op de documenten waarin ze zijn vervat. Op grond van deze wet kunnen dus in beginsel geen afschriften worden verkregen van de documenten waarin de verwerkte politiegegevens zijn opgenomen. [9] Verder is niet gebleken dat de weigering om afschriften te verstrekken onevenredig voor eiser uitpakt of anderszins onzorgvuldig is; eiser heeft inzage gekregen in alle persoonsgegevens waarvan hij kennis mag nemen.
27. Eiser stelt nog dat zijn gemachtigde door verweerder ten onrechte is geweigerd om samen met eiser aanwezig te zijn bij de inzage van de politiegegevens op 19 november 2024, omdat de gemachtigde geen advocaat is. De rechtbank overweegt daarover dat de rechtbank Den Haag recent uitspraken heeft gedaan waarbij is geoordeeld dat een niet gevolmachtigd advocaat niet aanwezig mag zijn bij de inzage op grond van artikel 26, derde lid, van de Wpg [10] . Hiertegen dient een hoger beroepsprocedure bij de Afdeling. Gelet hierop zal de rechtbank hierover in deze zaak geen oordeel geven. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat gelet op de voorgaande overwegingen niet is gebleken dat eiser is benadeeld doordat zijn gemachtigde niet mee is geweest bij de inzage. Eiser heeft inzage gehad en de rechtbank kan mede op basis van deze en de geheimgehouden gegevens in deze zaak oordelen.
28. Verweerder heeft eiser in het besluit van 2 februari 2023 nog gewezen op de mogelijkheid dat de Landelijke Eenheid meer informatie over hem verwerkt. Hier mocht verweerder niet mee volstaan. Hij had informatie over deze verwerkingen moeten verstrekken. Ook had verweerder bij de inzage van 27 februari 2023 al inzage moeten bieden in de gegevensverwerkingen waarvan de kennisneming niet mocht worden geweigerd. Het besluit is dus onzorgvuldig. In het voorgaande is evenwel gebleken, dat de ontbrekende informatie bij de besluiten van 16 augustus 2023 en 24 januari 2024 is verstrekt. Dit gebrek is dus hersteld.
In het besluit van 2 februari 2023 is verder onvolledige informatie verstrekt over eisers aanduiding op de LOP-lijst. Bij het aanvullende besluit van 24 januari 2024 is alsnog medegedeeld dat eisers persoonsgegevens onderwerp zijn geweest van een Interpol-diffusion en een signalering via SIS, waardoor zijn persoonsgegevens zijn verstrekt aan de Verenigde Staten, Turkije en Europol. Hiermee is ook dit gebrek hersteld.
Afsluitende opmerking
29. De rechtbank begrijpt dat het onbevredigend is dat eiser niet goed kan achterhalen waarom hij o.m. Turkije niet kan inreizen. Maar niet kan worden geoordeeld dat de zoekslag uiteindelijk onvoldoende is geweest of dat verweerder uiteindelijk niet voldoende inzage in persoonsgegevens aan eiser heeft geven. Eiser en verweerder zijn na de schorsing van het onderzoek met elkaar in overleg getreden om tot een passende en duurzame oplossing te komen voor de problemen die eiser ondervindt. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat over en weer bereidheid is getoond tot een constructieve opstelling. Zo is er een plan van aanpak door verweerder opgesteld om naar aanleiding van internationale informatie- uitwisseling over eiser in het verleden aan landen duidelijk te maken dat eiser nooit is veroordeeld en nooit is aangemerkt als verdachte van jihadisme of terrorisme. Weliswaar zijn partijen het ten tijde van de behandeling op zitting niet eens over de inhoud, maar de rechtbank gaat ervan uit dat het overleg wordt voortgezet.

Conclusie en gevolgen

30. Eisers beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsmede het beroep tegen het besluit van 19 december 2019 is niet-ontvankelijk.
31. Eisers beroep tegen de besluiten van 2 februari 2023, 16 augustus 2023 en 24 januari 2024 zijn gegrond. De besluiten worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb. De gebreken in deze besluiten zijn echter hersteld. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand kunnen blijven. [11]
32. Verweerder moet het griffierecht in beide beroepen aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 19 december 2019 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen de besluiten van 2 februari 2023, 16 augustus 2023 en 24 januari 2024 gegrond, vernietigt deze besluiten en bepaalt dat de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 368,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering.
2.Landelijk Overzicht Politie Jihadgang.
3.Schengen Informatiesysteem.
4.Privacy assurance-rapport inzake Wet politiegegevens (Wpg) - NOREA Richtlijn 3000D van 12 september 2023, over de opzet en werking van privacy-beheersingsmaatregelen over de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 uitgevoerd door KPMG Advisory N.V.
5.Rapportnummer 2024/098, 12 november 2024, 'Blind vertrouwen? Een onderzoek naar CTER-registraties en de impact ervan op het leven van burgers'.
6.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1320
7.Kamerstukken II 2017/18, 34 889, nummer 3, bladzijde. 80.
8.Afdeling Bestuursrechtspraak 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2568.
9.Afdeling Bestuursrechtspraak 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:568 en 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2477.
10.Rechtbank Den Haag 16 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:17461 en 28 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13919.
11.Op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a van de Awb.