1.4De rechtbank heeft de beroepen op 29 april 2024 op zitting behandeld. Het onderzoek is vervolgens geschorst om partijen de gelegenheid te geven tot overleg. Daarna is het onderzoek op de zitting van 21 november 2024 hervat. Eiser was op beide zittingen aanwezig met zijn gemachtigde. Aan de zijde van eiser was ook aanwezig mr. [naam 1]. Verweerder is op beide zittingen vertegenwoordigd door drs. A. Krommendijk, op de zitting van 29 april 2024 verzegeld door mr. [naam 2] en op de zitting van 21 november 2024 vergezeld door mr. J. Bruinsma.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser ondervindt problemen bij het reizen naar het buitenland. Zo is hem meerdere keren de toegang tot Turkije belet, waardoor hij zijn schoonfamilie daar niet kan bezoeken.
3. Op 8 oktober 2019 heeft eiser op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (WPG) verzocht om informatie over de verwerking van zijn persoonsgegevens door de politie. Verweerder heeft bij besluit van 19 december 2019 informatie verstrekt over eenendertig gegevensregistraties. Van een aantal registraties is inzage geweigerd met een beroep op weigeringsgronden uit artikel 27 van de WPG. Eveneens is in dit besluit medegedeeld dat nog niet alle gegevensverwerkingen van de Landelijke Eenheid van de politie in kaart waren gebracht. Als eiser recht zou blijken te hebben op informatie van de Landelijke Eenheid, dan zou hij daar nader over worden geïnformeerd.
4. Eiser heeft op 23 oktober 2022 opnieuw verzocht om informatie over de verwerking van zijn persoonsgegevens. Daarbij heeft eiser ook specifiek verzocht om een antwoord op de vraag, of hij onderwerp van een CTER-registratie is of was. Ook is verzocht om een antwoord op de vraag, of eiser staat of heeft gestaan op de LOP-lijst en, zo ja, of daarvan gegevens met derde landen zijn gedeeld.
5. Bij besluit van 2 februari 2023 heeft verweerder op het verzoek van 23 oktober 2022 beslist:
(-) voor zover het gaat om registraties die voor 8 oktober 2019 zijn vastgelegd, heeft verweerder het verzoek afgewezen onder verwijzing naar het besluit van 19 december 2019;
(-) van registraties die na 8 oktober 2019 hebben plaatsgevonden is een overzicht verstrekt. Ten aanzien van een enkele registratie heeft verweerder de kennisneming geweigerd ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
(-) verder heeft verweerder medegedeeld dat eiser voorkomt in het CTER-informatiesysteem. Inzage in de betreffende informatie is geweigerd ter bescherming van de nationale veiligheid. Ook heeft verweerder aangegeven dat eiser van 2015 tot en met 2017 op de LOP-lijst heeft gestaan en dat de eenheid Den Haag geen informatie heeft over het delen van deze aanduiding met andere landen;
(-) verweerder heeft daarnaast gewezen op de mogelijkheid, dat de Landelijke Eenheid van de politie nog meer gegevens over eiser heeft verwerkt. Eiser is voor verdere informatie naar dit politieonderdeel verwezen.
6. Op 27 februari 2023 heeft eiser op het politiebureau inzage gekregen in de gegevens waarvan hij op grond van het besluit van 2 februari 2023 kennis mag nemen.
7. Met een nader besluit van 16 augustus 2023 heeft verweerder informatie verstrekt over gegevensverwerkingen door de Landelijke Eenheid:
(-) in twee registraties is kennisneming gedeeltelijk toegewezen;
(-) kennisneming van de inhoud van drie verwerkingen is volledig geweigerd ter vermijding van nadeel voor de voorkoming, opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
(-) ook is medegedeeld dat de LOP-lijst aan de Verenigde Staten en Turkije is verstrekt.
8. Vervolgens heeft verweerder op 24 januari 2024 een aanvullend besluit genomen. Hierin is medegedeeld dat personen die op de LOP-lijst hebben gestaan, internationaal zijn gesignaleerd. Dit is gebeurd via het SIS, alsook door middel van een “Interpol-diffusion” – een verspreiding van gegevens naar een aantal Interpol-landen. Omdat gegevens van gesignaleerde personen na beëindiging van de signalering in het SIS en het Interpol-systeem worden vernietigd, kan verweerder de persoonsgegevens van eiser daarin niet achterhalen.
9. Op 19 november 2024 heeft eiser op het kantoor van de politie inzage gekregen in gegevens waarvan hij op grond van de besluiten van 19 december 2019, 2 februari 2023 en 16 augustus 2023 kennis mag nemen. Het was de gemachtigde van eiser niet toegestaan bij de inzage aanwezig te zijn.
Wat stelt eiser in beroep?
10. Verweerder heeft niet tijdig op het verzoek van 23 oktober 2022 beslist.
11. De zoekslag is ondeugdelijk gemotiveerd en onzorgvuldig uitgevoerd. Dat blijkt al uit het feit dat verweerder aanvullende besluiten heeft moeten nemen. Uit de handelwijze van verweerder blijkt dat de informatiehuishouding van de politie bij de verwerking van persoonsgegevens niet op orde is. Dit vindt tevens bevestiging in de rapporten van KPMGen de Nationale ombudsman. Eiser moet hiertegen in bescherming worden genomen met het oog op het beginsel van equality of arms, artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Eiser verzoekt dan ook om benoeming van een deskundige om forensisch onderzoek te verrichten naar de persoonsgegevens van eiser in de informatiesystemen van verweerder.
12. Verweerder heeft ten onrechte weigeringsgronden uit artikel 27 van de WPG ingeroepen. Hij heeft de toepasselijkheid daarvan ook niet goed gemotiveerd.
13. De informatieverstrekking is ondeugdelijk:
(-) de landsadvocaat heeft meegedeeld dat er aanwijzingen waren over mogelijk uitreizen van eiser naar Irak en Syrië en zijn omgang met CTER-gerelateerde personen en ‘aanjagers’, maar deze informatie is niet verstrekt;
(-) verweerder heeft geen inzage geboden in de gegevens waarnaar het besluit van 24 januari 2024 verwijst;
(-) er ontbreken persoonsgegevens over de afhandeling van eisers informatieverzoek;
(-) verweerder had alle registraties moeten aanduiden op een inventarislijst en afschriften aan eiser moeten verstrekken;
(-) de inzage van 27 februari 2023 was onvolledig omdat geen inzage is geboden in gegevens van de Landelijke Eenheid, terwijl de gemachtigde van eiser bij de inzage van 19 november 2024 ten onrechte de toegang is ontzegd.
De ontvankelijkheid van het beroep
14. Eiser is niet-ontvankelijk in het beroep wegens het niet tijdig beslissen.
Bij besluit van 2 februari 2023 heeft verweerder niet volledig op de aanvraag van 23 oktober 2022 beslist, maar dat is bij de besluiten van 16 augustus 2023 en 24 januari 2024 alsnog gebeurd. Bij het beroep wegens niet-tijdig beslissen bestaat dus geen belang meer. Dat geldt ook voor het vaststellen van de dwangsom, omdat verweerder het wettelijk maximaal te verbeuren dwangsombedrag van € 1.442,- al heeft uitgekeerd. De vraag of sprake was van het niet tijdig nemen van een beslissing kan dus in het midden blijven.
15. Het beroep van 19 september 2023 voor zover gericht tegen het besluit van 19 december 2019 is niet-ontvankelijk, omdat het te laat is ingesteld. Weliswaar was er nog een open eind in dat besluit, maar niet valt in te zien dat niet eerder beroep kon worden ingesteld tegen het inhoudelijk gedeelte van dat besluit. Daarbij is niet gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Los hiervan gaat het beroep tegen de overige later genomen besluiten over dezelfde kern, namelijk hoe het komt dat eiser niet kan inreizen in andere landen en dan met name Turkije. De twijfel over de zoekslag van verweerder met betrekking tot persoonsgegevens in de politieregisters en de gedeeltelijke weigering van inzage hierin kan voldoende aan bod komen met betrekking tot de overige besluiten. Daarbij komt dat eiser op 19 november 2024 nog inzage heeft gehad in diverse gegevens ook die zijn verbonden aan het besluit van 19 december 2019.
16. Bij een besluit over de kennisneming van politiegegevens moet verweerder voldoende inzichtelijk maken op welke manier de zoekslag is uitgevoerd. Wanneer verweerder stelt dat na onderzoek is gebleken, dat gegevens niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald gegeven toch onder verweerder berust.
17. In de besluiten van 2 februari 2023, 16 augustus 2023 en 24 januari 2024 heeft verweerder de zoekslag niet goed inzichtelijk gemaakt. Er is onvoldoende duidelijk gemaakt welke zoektermen zijn gebruikt en in welke systemen is gezocht. De besluiten zijn dus ondeugdelijk gemotiveerd. Daarmee zijn de beroepen tegen deze besluiten gegrond.
18. Bij brief van 24 oktober 2024 heeft verweerder een toelichting op de zoekslag gegeven. Hij heeft aangegeven dat een politiemedewerker met een hoge autorisatie-bevoegdheid de zoekslag heeft verricht. De zoekslag betrof alle politiegegevens van eiser in het systeem Basisvoorziening Handhaving en het politieregistratiesysteem Summ-IT. Deze systemen zijn doorzocht met gebruikmaking van de zoekterm ‘[zoekterm]’ en een unieke, op eiser betrekking hebbende code, de zogenaamde Kenocode met kenmerk ‘[codenaam]’. Ingeval van een treffer heeft de politiemedewerker contact opgenomen met een teamleider, om te controleren of er nog verdere gegevens van eiser zijn verwerkt.