In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de afwijzingen van vier aanvragen om bijzondere bijstand. De aanvragen zijn door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen met de primaire besluiten van 16 mei 2022. De bezwaren van eiser zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaarschriften niet ondertekend waren. Later zijn de bestreden besluiten vervangen door besluiten van 10 oktober 2022, waarbij het college alsnog inhoudelijk heeft beoordeeld. In de zaak met nummer 22/4075 is het bezwaar gegrond verklaard en is de aanvraag om bijzondere bijstand voor fysiotherapie alsnog toegekend. De aanvragen in de zaken met nummers 22/4325, 22/4326 en 22/4327 zijn ongegrond verklaard, omdat eiser onvoldoende inlichtingen heeft verschaft en de kosten niet uit zijn inkomen of vermogen kunnen worden voldaan. Eiser stelt dat zijn bezwaarschriften wel ondertekend waren en dat hij recht heeft op schadevergoeding vanwege de lange behandeltijd en de afwijzingen. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang meer is bij de beroepen tegen de bestreden besluiten van 20 juni 2022, maar dat de beroepen tegen de vervangingsbesluiten van 10 oktober 2022 ongegrond zijn. De rechtbank wijst de verzoeken om schadevergoeding af, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden door de handelwijze van het college.