ECLI:NL:CRVB:2015:2892

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 augustus 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
14/3229 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijzondere bijstand voor kosten tandheelkundige zorg en eigen risico zorgverzekering

Op 11 augustus 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die bijzondere bijstand had aangevraagd voor de kosten van tandheelkundige zorg en het eigen risico van zijn zorgverzekering. De aanvraag was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Veldhoven, wat leidde tot een hoger beroep. De rechtbank Oost-Brabant had de eerdere beslissing van het college bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de kosten van tandheelkundige hulp en het verplicht eigen risico niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De Raad stelde vast dat de kosten van het eigen risico voortvloeien uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) en dat deze kosten als algemeen noodzakelijke kosten van bestaan worden beschouwd. De appellant had geen recht op bijzondere bijstand, omdat de kosten door de bijstandsnorm gedekt dienen te worden, hetzij door middel van reservering, hetzij door gespreide betaling.

Daarnaast oordeelde de Raad dat er geen zeer dringende redenen waren die de toekenning van bijzondere bijstand rechtvaardigden. De appellant had aangevoerd dat hij als vluchteling recht had op bescherming en dat hij schade had geleden door geweldsmisdrijven. De Raad concludeerde echter dat de appellant zijn schade diende te verhalen op de daders en dat het college niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de geleden schade. De Raad verwierp het beroep van de appellant en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/3229 WWB-PV
Datum uitspraak: 11 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 24 april 2014, 13/5243 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Veldhoven (college)
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: C.M. Fleuren
Ter zitting zijn verschenen: appellant en het college, vertegenwoordigd door mr. N. Scholte.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij besluit van 4 juli 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 oktober 2013 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant van 28 mei 2013 om bijzondere bijstand voor de kosten van tandheelkundige zorg en voor het eigen risico van de zorgverzekering afgewezen. Hieraan heeft het college in het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de kosten van tandheelkundige hulp op grond van artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB) niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen omdat met vergoedingen en prestaties op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) een voorliggende voorziening bestaat als bedoeld in artikel 15 van de WWB die geacht wordt voor de betrokkene passend en toereikend te zijn. De verplichting tot betaling van het eigen risico geldt voor iedereen. Daarom is geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijk kosten. Van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de WWB is geen sprake.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Verplicht eigen risico
De kosten van eigen risico zorgverzekering waarvoor appellant bijstand heeft aangevraagd zijn het gevolg van het bestaan van het met ingang van 1 januari 2008 ingevoerde verplicht eigen risico in de Zvw. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 21 februari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV6493) behoren de kosten van het verplicht eigen risico ingevolge de Zvw tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die de betrokkene in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Het betreft een algemene maatregel die voor alle zorgverzekerden geldt en waarmee alle zorgverzekerden te maken kunnen hebben, ongeacht of zij chronisch ziek zijn of niet. Daarom bestaat daarvoor geen recht op bijzondere bijstand.
Tandheelkundige behandeling
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Naar vaste rechtspraak van de Raad (onder meer de uitspraak van 16 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9166) dient voor de kosten van een tandheelkundige behandeling sinds 1 januari 2006 de Zvw, mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Daarom bestaat ook voor deze kosten geen recht op bijzondere bijstand.
Zeer dringende redenen
Appellant heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die toekenning van de bijzondere bijstand noodzakelijk maken. Voor zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808) is een acute noodsituatie aan de orde indien een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de overheid hem als toegelaten vluchteling veiligheid moet verschaffen. Appellant is in Nederland slachtoffer geworden van geweldsmisdrijven en hij wil, omdat hij de bedoelde bescherming zou genieten, deze schade verhalen op de overheid. Het college had daarom aan hem de bijzondere bijstand moeten verstrekken voor het herstel van zijn gebit.
De internationale bescherming die appellant geniet, betekent echter, anders dan bij betoogt, niet dat hij in Nederland tegen agressie of schadeveroorzakende handelingen van medeburgers meer bescherming geniet dan andere inwoners. Als slachtoffer van strafbare feiten dient appellant zijn schade te verhalen op de daders. Appellant heeft ook de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het college kan niet aansprakelijk gesteld worden voor de schade die appellant heeft geleden door toedoen van willekeurige derden. Dit betekent dat het beroep op artikel 16, eerste lid, van de WWB niet slaagt. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) C.M. Fleuren (getekend) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

HD