ECLI:NL:RBDHA:2024:9905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
SGR AWB 23/2677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de Belastingdienst inzake fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aan haar in rekening gebrachte fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting, welke was vastgesteld op € 33 voor de periode van 5 november 2022 tot en met 4 februari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet is verschenen op de zitting van 20 maart 2024, ondanks dat zij een verzoek om uitstel had ingediend. Dit verzoek werd afgewezen omdat het niet tijdig was en er geen gewichtige redenen voor uitstel waren opgegeven.

De rechtbank heeft de bestreden uitspraak van de inspecteur, gedateerd 27 februari 2023, beoordeeld. Eiseres had het in de rekening vermelde bedrag niet betaald en had bezwaar gemaakt tegen deze rekening. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk was, omdat er geen rechtsmiddelen openstonden tegen de rekening. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat de inspecteur het bezwaar niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank heeft besloten om de misslag in het dictum van de uitspraak op bezwaar niet te corrigeren, omdat dit de belangen van eiseres niet zou dienen.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/2677
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 27 februari 2023 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres in rekening gebrachte fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2024. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres heeft bij brief met dagtekening 18 maart 2024, door de rechtbank ontvangen op 19 maart 2024, naar de rechtbank begrijpt, verzocht om uitstel van de zitting. Eiseres heeft in die brief onder andere gesteld dat de uitnodigingsbrief voor de zitting onvolledig is, dat het dossier haar niet is toegezonden en dat zij niet in de gelegenheid is gesteld haar verhinderdata door te geven.
2. De rechtbank heeft het verzoek om uitstel van eiseres afgewezen. De rechtbank heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres doorgestuurd en eiseres bij aangetekende brief van 23 februari 2024, die blijkens informatie van PostNL door eiseres is ontvangen op 24 februari 2024, uitgenodigd om op de zitting van 20 maart 2024 te verschijnen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de uitnodigingsbrief voor de zitting niet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten voldoet. Zo de uitnodigingsbrief voor eiseres onduidelijk was of zo zij bepaalde op de zaak betrekking hebbende stukken niet zou hebben ontvangen, dan had zij daarover (veel) eerder dan op de dag voor de zitting contact kunnen en moeten opnemen met de rechtbank. Het verzoek om uitstel van de zitting is dan ook niet tijdig gedaan. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat aan dat verzoek gewichtige redenen ten grondslag liggen die uitstel van de zitting rechtvaardigen.
3. Verweerder heeft eiseres bij als “rekening fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting” aangeduide brief van 2 november 2022 erop gewezen dat zij voor de periode 5 november 2022 tot en met 4 februari 2023 de zogenoemde fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting ten bedrage van € 33 moet betalen (de rekening).
4. Eiseres heeft het in de rekening vermelde bedrag niet betaald en tegen de rekening bezwaar gemaakt.
5. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
6. Tussen partijen is in geschil of eiseres het in de rekening vermelde bedrag aan fijnstoftoeslag verschuldigd is.
7. Tegen de rekening staan geen rechtsmiddelen open. Het bezwaar van eiseres richt zich tegen een bedrag aan niet-betaalde fijnstoftoeslag en is daarom zonder voorwerp. [1] Dit brengt mee dat het beroep van eiseres niet kan slagen en verweerder het bezwaar van eiseres niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021 [2] staat aan dit oordeel niet in de weg omdat in dit geval de tijdigheid van de indiening van het bezwaar bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van dat bezwaar geen rol speelt. De rechtbank zal de misslag in het dictum in de uitspraak op bezwaar niet corrigeren omdat de belangen van eiseres daarmee niet kunnen worden gediend. [3]
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Emden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).