ECLI:NL:GHDHA:2024:2602

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
BK-24/575
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rekening fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 3 april 2024, waarin het beroep van belanghebbende tegen een rekening voor fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting ongegrond werd verklaard. De Inspecteur had op 2 november 2022 een rekening gestuurd voor het tijdvak van 5 november 2022 tot en met 4 februari 2023. Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Belanghebbende is vervolgens in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof Den Haag.

Tijdens de mondelinge behandeling op 31 oktober 2024 zijn beide partijen verschenen en zijn ook andere zaken behandeld die verband hielden met de kwestie. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een ander licht op de zaak werpen. Het Hof oordeelt dat de Rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van het Hof is op 12 december 2024 in het openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/575

Uitspraak van 12 december 2024

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 3 april 2024, nummer SGR 23/2677.

Procesverloop

1.1.
De Inspecteur heeft op 2 november 2022 een rekening aan belanghebbende gestuurd voor het betalen van fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting. De rekening ziet op het tijdvak van 5 november 2022 tot en met 4 februari 2023 (de rekening).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de rekening ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 138 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 13 augustus 2024, 22 oktober 2024 en op 30 oktober 2024 nadere stukken ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 31 oktober 2024. Partijen zijn verschenen. Ter zitting zijn ook de zaken met de nummers BK-24/290, BK-24/569, BK-24/572 en BK-24/580 behandeld. Hetgeen in de ene zaak is aangevoerd en overgelegd wordt geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in de andere zaken, tenzij hetgeen is aangevoerd en overgelegd uitsluitend op die ene zaak betrekking heeft. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
De Inspecteur heeft op 2 november 2022 een rekening aan belanghebbende gestuurd voor het betalen van fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting. De rekening ziet op het tijdvak van 5 november 2022 tot en met 4 februari 2023 (de rekening).
2.2.
Belanghebbende heeft het in de rekening vermelde bedrag niet betaald en tegen de rekening bezwaar gemaakt.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“7. Tegen de rekening staan geen rechtsmiddelen open. Het bezwaar van eiseres richt zich tegen een bedrag aan niet-betaalde fijnstoftoeslag en is daarom zonder voorwerp.[1] Dit brengt mee dat het beroep van eiseres niet kan slagen en verweerder het bezwaar van eiseres niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021[2] staat aan dit oordeel niet in de weg omdat in dit geval de tijdigheid van de indiening van het bezwaar bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van dat bezwaar geen rol speelt. De rechtbank zal de misslag in het dictum in de uitspraak op bezwaar niet corrigeren omdat de belangen van eiseres daarmee niet kunnen worden gediend.[3]
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
(…)

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is of belanghebbende het in de rekening vermelde bedrag aan fijnstoftoeslag verschuldigd is.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de rekening.
4.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

5. Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing genomen. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een nieuw of ander licht op de zaken werpen. Het Hof zal dan ook de beslissing van de Rechtbank bevestigen.

Proceskosten

Er is geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door H.A.J. Kroon, A. van Dongen en W. de Wit, in tegenwoordigheid van de griffier M.G. Kastelein. De beslissing is op 12 december 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.