ECLI:NL:RBDHA:2024:894
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 22 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 10 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het terugnameverzoek aan Duitsland tijdig heeft ingediend, binnen de termijnen zoals gesteld in de Dublinverordening. Eiser betoogde dat de staatssecretaris het verzoek te laat had ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris binnen de gestelde termijnen heeft gehandeld. De rechtbank wijst erop dat de Eurodac-verordening en de Dublinverordening verschillende termijnen hanteren voor het indienen van terugnameverzoeken.
Eiser heeft ook aangevoerd dat overdracht aan Duitsland zou leiden tot schending van artikel 4 van het EU-Handvest en artikel 3 van het EVRM, maar deze beroepsgrond is op zitting door eiser laten vallen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.