In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 september 2023 niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 5 december 2023 behandeld.
Eiser, geboren in 1995 met de Iraakse nationaliteit, heeft eerder een verzoek om internationale bescherming gedaan in Duitsland. De rechtbank oordeelt dat de loopbrief van 16 mei 2023 moet worden aangemerkt als een verzoek om internationale bescherming in de zin van de Dublinverordening. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat de Eurodac-treffer op 7 juni 2023 is ontvangen, terwijl dit niet correct is. De rechtbank concludeert dat het terugnameverzoek van verweerder aan Duitsland op 28 juli 2023 niet tijdig is ingediend, omdat dit uiterlijk op 20 juli 2023 had moeten gebeuren.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wijst de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.511,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier, en is openbaar gemaakt op 18 december 2023.