In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024, met zaaknummer NL23.39176, wordt het beroep van een Syrische asielzoeker beoordeeld. De eiser heeft op 31 juli 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 december 2023 is ingewilligd. Echter, er ontstond een geschil over de geboortedatum van de eiser, die stelt geboren te zijn op [geboortedag] 2005, terwijl de Griekse autoriteiten hem als geboren op [geboortedag] 2004 hebben geregistreerd. De rechtbank behandelt de vraag of de eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn geboortedatum, ondanks dat zijn asielaanvraag is ingewilligd. De rechtbank concludeert dat er procesbelang is, omdat de geboortedatum van invloed kan zijn op toekomstige verzoeken om nareis voor familieleden.
De rechtbank onderzoekt de werkwijze van de staatssecretaris bij de vaststelling van de leeftijd van asielzoekers en concludeert dat de staatssecretaris in dit geval de leeftijdsregistratie van de Griekse autoriteiten heeft mogen overnemen. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is. De rechtbank wijst op de noodzaak voor de eiser om identificerende documenten te overleggen, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank erkent dat er een motiveringsgebrek is in het bestreden besluit, maar besluit de rechtsgevolgen in stand te laten. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.750,-.