ECLI:NL:RBDHA:2023:9551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
NL23.4504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de geboortedatum in asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag beoordeeld, met bijzondere aandacht voor de geboortedatum die in de aanvraag is opgenomen. Eiser stelt dat zijn geboortedatum niet correct is en dat de staatssecretaris ten onrechte uitgaat van de geboortedatum die in Italië is geregistreerd. De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de geboortedatum van eiser op basis van de Italiaanse registratie mag aanhouden. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat de registratie in Italië onjuist is. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris zich niet alleen baseert op uiterlijke kenmerken, maar ook op het gedrag van eiser, wat kan bijdragen aan de inschatting van zijn leeftijd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de Italiaanse autoriteiten heeft geraadpleegd en dat er geen reden is om aan de zorgvuldigheid van de Italiaanse registratie te twijfelen.

Eiser heeft verschillende documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn claim dat zijn geboortedatum 2007 is, maar de rechtbank oordeelt dat deze documenten onvoldoende bewijs leveren om de Italiaanse registratie te weerleggen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris zijn samenwerkingsverplichting is nagekomen en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de geboortedatum zoals geregistreerd in Italië in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag en (met name) de daarin opgenomen geboortedatum.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft vervolgens nadere stukken ingediend. De staatssecretaris heeft daarop gereageerd met een tweede verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de door de staatssecretaris vastgestelde geboortedatum. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
Voor dit beroep is van belang dat door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de politie een leeftijdsschouw is verricht op 26 september 2022 met de conclusie dat eiser
evident minderjarigis. Op 19 oktober 2022 is door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ook een leeftijdsschouw verricht met de conclusie dat eiser
evident meerderjarigis. Vervolgens heeft de staatssecretaris Eurodac geraadpleegd en vastgesteld dat eiser in Italië het grondgebied van de EU heeft betreden. Vervolgens heeft de staatssecretaris de Italiaanse autoriteiten om nadere informatie gevraagd en hebben deze op 30 november 2022 gereageerd met de mededeling dat eiser is geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum] 2003. Eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] 2007 en niet, zoals de staatssecretaris aanneemt, op de in Italië geregistreerde datum.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zorgvuldigheid schouw IND
4. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zich ten onrechte baseert op de leeftijdsschouw die door uitvoeringsdienst IND is verricht. De in het verslag daarvan opgenomen kenmerken leiden volgens eiser namelijk niet tot de conclusie dat hij evident meerderjarig zou zijn. Het gaat om de volgende kenmerken:
  • betrokkene heeft mij, toen ik hem kwam ophalen uit de wachtruimte, in de gang verteld in het Engels dat hij vier dagen moest wachten in Ter Apel en dat het lang duurde;
  • betrokkene geeft korte, snelle antwoorden. Betrokkene komt hiermee ongeduldig en verveeld op mij over;
  • betrokkene friemelt gedurende het hele gehoor met zijn theezakje en aan zijn gezicht;
  • betrokkene leunt een tijd op tafel met zijn kin op zijn handpalm;
  • betrokkene rekt zich uitvoerig uit en doet zijn handen achter zijn hoofd en leunt achterover. Betrokkene komt hiermee zelfverzekerd op mij over;
  • betrokkene heeft een tatoeage op zijn pols.
4.1.
De rechtbank overweegt dat in het beleid van de staatssecretaris in Werkinstructie 2018/19 geen limitatieve lijst van kenmerken voor meerderjarigheid is opgenomen. Dat beleid is ook niet onredelijk, omdat allerlei factoren iets kunnen zeggen over iemands leeftijd. Uit de hierboven opgesomde kenmerken heeft de betrokken medewerker van de IND kennelijk afgeleid dat eiser evident meerderjarig is. Dat deze inschatting onjuist is geweest of onzorgvuldig tot stand is gekomen, volgt de rechtbank niet. Niet alleen uiterlijke kenmerken zeggen iets over de leeftijd van een persoon, maar ook het gedrag dat iemand laat zien, kan een rol spelen. De genoemde kenmerken leiden bovendien niet automatisch tot de conclusie dat eiser juist evident minderjarig zou zijn, zodat ook daarin geen reden ligt voor het aannemen van een zorgvuldigheidsgebrek. De staatssecretaris heeft daarom terecht aangenomen dat er twijfel bestaat over de leeftijd van eiser en daarover terecht de Italiaanse autoriteiten geraadpleegd. De beroepsgrond slaagt niet.
Terecht uitgegaan van Italiaanse leeftijdsregistratie?
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris vanwege de zogenoemde samenwerkingsverplichting tot een onjuiste bewijslastverdeling is gekomen. Eiser wijst erop dat weliswaar de Italiaanse autoriteiten zijn geraadpleegd, maar dat geen onderzoek is gedaan naar hoe de registratie in Italië tot stand is gekomen. Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in Italië de geboortedatum [geboortedatum] 2007 heeft opgegeven, maar dat hij niet werd geloofd en dat toen lukraak een datum in 2003 is gekozen. Eiser heeft als onderbouwing van zijn (volgens hem) juiste geboortedatum in 2007 de volgende documenten overgelegd:
  • een (kopie van een) schoolrapport;
  • een (kopie van een) handgeschreven verklaring van de sub-zoba Maekel van 20 april 2023 (met vertaling);
  • een (kopie van een) handgeschreven verklaring van het Eritrese Ministerie van Buitenlandse Zaken van 20 april 2023 (met vertaling);
  • een (kopie van een) nationaliteitsverklaring van 26 april 2023 afkomstig van de Eritrese ambassade in Den Haag.
Tijdens de zitting heeft eiser uitgelegd dat de nationaliteitsverklaring tot stand is gekomen door toedoen van zijn moeder. Zij en drie getuigen hebben bij de Eritrese autoriteiten verklaard wat zijn geboortedatum is. Volgens eiser is dat geverifieerd door de ‘sub-zoba’ met de genoemde handgeschreven verklaring tot resultaat. Deze is vervolgens naar de ‘zoba’ gestuurd, waarop de handgeschreven verklaring van het Eritrese Ministerie van Buitenlandse Zaken is gevolgd. Deze is vervolgens naar de ambassade in Den Haag verstuurd en ligt ten grondslag aan de nationaliteitsverklaring.
5.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 2 november 2022 overwogen dat voor het aannemelijk maken van de gestelde geboortedatum voor de staatssecretaris een samenwerkingsplicht geldt, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn. De staatssecretaris mag er verder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uitgaan dat de registraties in de andere lidstaten zorgvuldig hebben plaatsgevonden. Een vreemdeling kan concrete aanknopingspunten aanvoeren om de juistheid van de voor de staatssecretaris leidende registratie in de andere lidstaten te weerleggen. De staatssecretaris betrekt bij zijn keuze voor de leidende registratie de verklaringen van een vreemdeling en de overgelegde documenten en volstaat dus niet zonder meer met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [1]
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in Italië geregistreerde geboortedatum lukraak is gekozen door de autoriteiten. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat deze gang van zaken in het algemeen in Italië gebruikelijk is. Het uitgangspunt is daarom volgens bovenstaande uitspraak van de Afdeling dat deze registratie zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Eisers stelling dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen naar hoe deze registratie tot stand is gekomen, volgt de rechtbank niet. De vraag is vervolgens of eiser met de door hem overgelegde stukken concrete aanknopingspunten heeft geboden om de juistheid daarvan te weerleggen.
5.3.
De staatssecretaris wijst er terecht op dat de overgelegde stukken geen identificerende documenten zijn. Het schoolrapport is bovendien geen officieel document en heeft als zodanig weinig bewijswaarde. Weliswaar zijn de andere stukken afkomstig van overheidsinstanties, maar wijst de staatssecretaris er terecht op dat onduidelijk is waarop de daarin genoemde geboortedatum is gebaseerd. Eiser heeft tijdens de zitting verklaard hoe de stukken tot stand zijn gekomen, maar uit de stukken zelf blijkt die gestelde gang van zaken niet. In de nationaliteitsverklaring staat bovendien dat alleen identiteitsdocumenten van zijn ouders zijn geraadpleegd, terwijl er ook in staat dat de verklaring "is based on information provided by [naam]”. Dat komt niet overeen met wat eiser stelt. De staatssecretaris wijst er verder op dat uit pagina 32 en 33 van het Algemeen Ambtsbericht Eritrea van mei 2022 blijkt dat niet duidelijk is wat de officiële procedure is voor het aanvragen van een nationaliteitsverklaring bij de ambassade en dat ook niet bekend is of de autoriteiten in Eritrea onderzoek verrichten alvorens een nationaliteitsverklaring te verstrekken. Onder deze omstandigheden stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat ook al zou de authenticiteit ervan vaststaan, de door eiser overgelegde stukken onvoldoende aanknopingspunten bieden om de juistheid van de Italiaanse registratie te weerleggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris hiermee voldoende invulling gegeven aan zijn samenwerkingsverplichting en hoefde hij de stukken niet op authenticiteit te (laten) onderzoeken. Van een onjuiste bewijslastverdeling is geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Uitgaan van de geboortedatum in de Basisregistratie personen
6. Eiser voert aan dat de in de Basisregistratie personen (Brp) geregistreerde geboortedatum leidend is. Als onderbouwing overlegt eiser een beschikking van de rechtbank Gelderland, Team Jeugdrecht, van 13 november 2018. De rechtbank oordeelde in deze zaak namelijk dat ondanks een meerderjarige Italiaanse leeftijdsregistratie uitgegaan moet worden van de Brp zoals door de gemeente is vastgesteld.
6.1.
Op grond van artikel 2.17 van de Wet basisregistratie personen worden bij de inschrijving van een vreemdeling gegevens inzake de geboortedatum en de nationaliteit die niet als zodanig kunnen worden opgenomen, ontleend aan een mededeling daarover van Onze Minister van Justitie en Veiligheid voor zover deze gegevens door hem zijn vastgesteld in het kader van de toelating van de betrokkene tot Nederland.
6.2.
De rechtbank overweegt dat eiser gelijk heeft als hij stelt dat de informatie in de Brp in veel gevallen leidend is. Maar in dit geval is dat niet zo. De Brp kan namelijk worden aangepast naar aanleiding van informatie die is verkregen uit de in bovenstaand artikel bedoelde “mededeling daarover van Onze Minister van Justitie en Veiligheid”. Eisers geboortedatum is immers een gegeven dat is vastgesteld in het kader van de toelating van eiser tot Nederland. In de praktijk, zo blijkt uit het beleid van de staatssecretaris in Werkinstructie 2021/19, doet de IND een zogenoemde ‘terugmelding’ aan de gemeente waar de betrokkene staat ingeschreven als sprake is van een ‘onjuist Brp-gegeven’. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft tijdens de zitting uitgelegd dat in dit geval nog geen terugmelding is gedaan, in afwachting van de uitkomst van dit beroep. Naar het oordeel van de rechtbank is dat een zorgvuldige werkwijze en heeft de staatssecretaris de bevoegdheid om de Brp niet leidend te achten bij het vaststellen van eisers geboortedatum. De rechtbank ziet in de beschikking van 13 november 2018 geen reden voor een ander oordeel. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit, waarin de geboortedatum [geboortedatum] 2003 is opgenomen, in stand blijft. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. M.F. van den Brink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.