ECLI:NL:RBDHA:2024:7139
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser is opgelegd op 4 maart 2024. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft eerder, op 18 maart 2024, de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was. De huidige beoordeling richt zich op de periode na het sluiten van het onderzoek op 12 maart 2024.
Eiser stelt dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn, omdat de staatssecretaris geen inhoudelijke reactie van de Tunesische autoriteiten heeft ontvangen op de aanvraag van een laissez-passer. De rechtbank oordeelt echter dat er in het algemeen zicht op uitzetting bestaat, aangezien er in het verleden uitzettingen naar Tunesië hebben plaatsgevonden. Eiser heeft geen nieuwe omstandigheden aangevoerd die deze situatie zouden veranderen.
Daarnaast voert eiser aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting en dat er geen rekening is gehouden met zijn gezinsleven. De rechtbank wijst deze argumenten af, verwijzend naar eerdere uitspraken en stelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging door de staatssecretaris voldoende is geweest en dat er geen grond is om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.