ECLI:NL:RBDHA:2024:7053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.12750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van eiseres in het kader van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 8 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om voorlopige voorziening, behandeld op 16 april 2024. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig, maar de gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De staatssecretaris had op basis van de Dublinverordening geen aanleiding om van de overdracht aan Spanje af te zien. De rechtbank stelt vast dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiseres een visum had dat geldig was van 28 juli 2023 tot 10 september 2023. De staatssecretaris heeft geen aanwijzingen dat de Spaanse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen en dat eiseres daar een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Eiseres betoogt dat de staatssecretaris niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat er nader onderzoek gedaan had moeten worden naar de situatie in Spanje. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de medische zorg in Spanje gelijkwaardig is aan die in Nederland en dat er geen concrete bezwaren zijn aangedragen die de overdracht aan Spanje zouden kunnen belemmeren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiseres aan Spanje onevenredige hardheid zou betekenen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12750

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

ook namens haar minderjarige zoon
[minderjarige zoon], v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. N.L. Schoonbrood).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 21 maart 2024 waarbij de staatssecretaris de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om voorlopige voorziening hangende dit beroep, [1] op 16 april 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft aan de zitting deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek geaccepteerd.
3.1.
De staatssecretaris heeft geen aanleiding gezien om van de overdracht van eiseres aan Spanje af te zien. Er zijn volgens de staatssecretaris geen aanwijzingen dat de Spaanse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen en eiseres daar een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest. Ten aanzien van Spanje kan nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. De staatssecretaris ziet verder in dat wat eiseres heeft aangevoerd geen situatie zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie in de zaak C.K. e.a. tegen Slovenië die in de weg zou staan aan een overdracht aan Spanje. [3] Evenmin zijn er volgens de staatssecretaris bijzondere individuele omstandigheden die maken dat een overdracht van eiseres aan Spanje getuigt van een onevenredige hardheid. Daarbij zijn ook de belangen van de minderjarige zoon van eiseres betrokken. Er bestaat daarom geen aanleiding om de asielaanvraag van eiseres onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, aldus de staatssecretaris.
Is Spanje terecht verantwoordelijk gehouden voor de asielaanvraag van eisers?
4. Voor zover eiseres betoogt dat de staatssecretaris ten onrecht heeft overwogen dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielaanvraag, slaagt dit betoog niet. Uit het EU-VIS-systeem volgt dat Spanje aan eiseres een visum heeft verleend met
een geldigheidsduur van 28 juli 2023 tot 10 september 2023. Uit artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening, gelezen in samenhang met het tweede lid van dat artikel, volgt dat de lidstaat die een visum heeft afgegeven verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Vereisten hiervoor zijn wel dat het visum minder dan zes maanden verlopen moet zijn, het visum daadwerkelijk toegang heeft verschaft tot het grondgebied van de lidstaat en de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten niet heeft verlaten. Eiseres heeft bevestigd dat haar een Schengenvisum is verstrekt door Spanje, dat dit visum haar daadwerkelijk toegang heeft gegeven tot het grondgebied van de lidstaten en dat dit visum geldig was van 28 juli 2023 tot 10 september 2023. De asielaanvraag dateert van 24 september 2023. Het visum was op dat moment dus minder dan zes maanden verlopen. Daarnaast blijkt ook niet uit het dossier of uit dat wat eiseres heeft aangevoerd dat zij sindsdien het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten. De staatssecretaris heeft Spanje daarom terecht verantwoordelijk geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Spanje heeft die verantwoordelijkheid bovendien met het claimakkoord geaccepteerd.
Mag de staatssecretaris voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris voor Spanje niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris had volgens eiseres nader onderzoek moeten doen naar de situatie waarin eiseres en haar zoon terecht zullen komen bij de overdracht aan Spanje. [4] In dit kader verwijst eiseres naar het ‘Country Report: Spain. 2022 update’ van Asylum Information Database (AIDA) van april 2023 (AIDA rapport, update 2022), waaruit blijkt dat de opvangvoorzieningen en de asielprocedure niet voldoen aan de minimumnormen en er problemen zijn met de kwaliteit van en toegang tot de medische zorg. In een nieuwsbericht van 29 november 2022 heeft de Raad van Europa ook gemeld dat er in Spanje problemen zijn met toegang tot de gezondheidszorg. De staatssecretaris heeft niet onderzocht of en onder welke omstandigheden eiseres in Spanje een asielaanvraag kan indienen en of er in dat verband voldoende waarborgen zijn. Het claimakkoord van Spanje is hiervoor niet voldoende. De staatssecretaris had volgens eiseres daarnaast onderzoek moeten doen naar de opvang- en medische voorzieningen gedurende de behandeling van de asielaanvraag en zo nodig om garanties moeten vragen. Dit is zeker van belang nu eiseres en haar minderjarige zoon kampen met medische problematiek.
5.1.
De rechtbank wijst erop dat bij de beoordeling van de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een door een vreemdeling in een van de lidstaten ingediend asielverzoek, de staatssecretaris mag uitgaan van het vermoeden dat de behandeling van de vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dit vermoeden is weerlegbaar. [5] Voor zover de vreemdeling daarover verklaringen heeft afgelegd of stukken heeft overlegd, moet die beoordeling ook gaan over de vraag of ernstige vrees bestaat dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in de aangezochte lidstaat systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het EU Handvest. [6] Als blijkt van tekortkomingen die structureel of fundamenteel zijn, moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken om tot een schending van artikel 4 van het EU Handvest te leiden. [7] Niet iedere schending van een grondrecht door de verantwoordelijke lidstaat heeft onder de Dublinverordening gevolgen voor de verplichtingen van de overige lidstaten. [8] Een lidstaat kan in het kader van de Dublinverordening voor een andere lidstaat alleen dan niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan als bij overdracht aan die lidstaat een reëel risico bestaat op schending van artikel 4 van het EU Handvest.
5.1.1
Het betoog dat de staatssecretaris ten aanzien van Spanje niet mag uitgaan van het
interstatelijk vertrouwensbeginsel slaagt niet. De staatssecretaris mag voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit meermaals bevestigd. [9] Het AIDA-rapport, update 2022, waar eiseres naar verwijst, is betrokken bij de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2023 en naar deze uitspraak is verwezen in de uitspraak van 1 december 2023. De staatssecretaris stelt zich daarom terecht op het standpunt dat het AIDA-rapport, update 2022, onvoldoende grondslag biedt voor de conclusie dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat eiseres er niet in is geslaagd dit beginsel te weerleggen. Eiseres heeft verder geen concrete bezwaren aangedragen die verband houden met de kwaliteit van de asielprocedure, opvangvoorzieningen of medische voorzieningen in Spanje. De passage uit het nieuwsbericht van de Raad van Europa waar eiseres naar verwijst ziet op de situatie van de gezondheidszorg in Spanje in het algemeen, maar hieruit blijkt niet dat er geen toegang is tot zorg. Eiseres heeft ook niet onderbouwd hoe dit bericht van toepassing is op de situatie van haar en haar zoon. De staatssecretaris heeft dus geen nader onderzoek hoeven doen naar de omstandigheden in Spanje en mag ervan uitgaan dat eiseres, ook gezien het claimakkoord, zal worden opgenomen in de asielprocedure en dat haar asielverzoek wordt behandeld conform de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. De staatssecretaris mag er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook vanuit gaan dat de medische zorg voor eiseres en haar minderjarige zoon in Spanje gelijkwaardig is aan de zorg in Nederland. Mocht eiseres toch problemen ervaren in Spanje verwacht de staatssecretaris terecht van haar dat zij hierover klaagt bij de Spaanse autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor haar onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
Leidt overdracht tot een situatie zoals bedoeld in het arrest C.K. e.a. tegen Slovenië?
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat niet gebleken is dat door overdracht aan Spanje een situatie als bedoeld in het arrest C.K. e.a. tegen Slovenië zal ontstaan. Eiseres wijst op de medische problematiek van haar en haar zoon. Eiseres heeft endometriose, myomen, ijzertekort, bloedarmoede, een lage bloeddruk en problemen met haar zicht. Haar zoon is albino, slechtziend en kampt met een soort trauma als gevolg van zijn ervaringen in het land van herkomst. Volgens eiseres had de staatssecretaris gezien de medische problemen en het beroep op het arrest C.K. e.a. tegen Slovenië medisch onderzoek moeten verrichten naar de mogelijke gevolgen van een overdracht. Eiseres wijst in dit verband ook op de Afdelingsuitspraak van 3 november 2017. [10]
6.1
Dit betoog slaagt niet. In de door eiseres overgelegde medische stukken heeft de staatssecretaris terecht geen aanleiding gezien voor de conclusie dat de gezondheid van eiser in de weg staat aan een overdracht aan Spanje vanwege een situatie als bedoeld in het arrest C.K. tegen Slovenië. Uit dit arrest volgt dat wanneer overdracht tot een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van de gezondheidstoestand leidt, deze in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest. Overdracht mag ook niet plaatsvinden als er geen passende medische zorg beschikbaar is in de verantwoordelijke lidstaat. De patiëntendossiers van eiseres en haar zoon zeggen niets over de eventuele gevolgen van een overdracht aan Spanje voor de gezondheidstoestand van haar en/of haar zoon. Eiseres heeft ook verder niet onderbouwd wat de eventuele gevolgen van een overdracht zouden zijn. Omdat niet is gebleken van mogelijke gevolgen van de overdracht voor de gezondheidstoestand van eiseres en/of haar zoon, heeft de staatssecretaris terecht geen aanleiding gezien voor het inwinnen van een advies van het Bureau Medische Advisering. [11] Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er ook van uitgaan dat passende medische zorg beschikbaar is in Spanje. Eiseres heeft niet, met stukken, aannemelijk gemaakt dat dit niet zo is.
Had de staatssecretaris de asielaanvraag op grond van artikel 17 van Dublinverordening onverplicht aan zich moeten trekken?
7. Eiseres betoogt ten eerste dat de staatssecretaris in het voornemen de belangen van haar zoon niet heeft meegewogen en dat dit kan niet worden hersteld met de overweging in het bestreden besluit. Het bestreden besluit is om die reden niet zorgvuldig tot stand gekomen en niet voldoende gemotiveerd. Eiseres betoogt verder dat de staatssecretaris onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij haar asielaanvraag, vanwege het bestaan van bijzondere, individuele omstandigheden, die zijn gelegen in de specifieke behoefte van haar zoon, niet onverplicht in behandeling heeft genomen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De staatssecretaris heeft, volgens eiseres, in strijd met het eigen beleid [12] het belang van het kind niet concreet en specifiek getoetst en is niet uitdrukkelijk en gemotiveerd ingegaan op het welzijn en de sociale ontwikkelingen van haar zoon. Zo heeft de staatssecretaris ten onrechte niet beoordeeld of de overdracht in dat verband met voldoende waarborgen is omkleed en of er na overdracht aan Spanje passende medische zorg aanwezig is voor de zoon van eiseres. [13] Uit het AIDA-rapport, update 2022 blijkt volgens eiseres namelijk dat er geen garantie is dat haar zoon in Spanje zorg zal ontvangen die voldoet aan de daaraan gestelde minimumnormen. Eiseres doet ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel en verwijst daarbij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 28 maart 2023 [14] , de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 23 februari 2023 [15] en de uitspraak van deze rechtbank van 5 december 2023 [16] , waar volgens haar vergelijkbare situaties aan de orde waren en is geoordeeld dat de staatssecretaris het belang van het kind onvoldoende had meegewogen.
7.1.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Dublinverordening moet het belang van het kind in alle procedures vooropgesteld worden. Dit verplicht de staatssecretaris niet om een asielverzoek zelf te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. [17] De staatssecretaris trekt een asielaanvraag onverplicht aan zich onder andere als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht aan de andere lidstaat van onevenredige hardheid getuigt. [18] Zijn hierbij minderjarige kinderen betrokken, dan betrekt de staatssecretaris hun belangen uitdrukkelijk in de beoordeling. De staatssecretaris gaat dan onder meer in op de mogelijkheden voor gezinshereniging, het welzijn en de sociale ontwikkeling van het minderjarige kind en de standpunten van de minderjarige, in overeenstemming met zijn leeftijd. [19]
7.2
Dit betoog slaagt niet. Dat de belangen van het kind niet (kenbaar) zijn betrokken in het voornemen, is geen reden voor het oordeel dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig en/of onvoldoende deugdelijk gemotiveerd tot stand is gekomen. Een voornemen is een voorbereidingshandeling en niet op enig rechtsgevolg gericht. Eiseres heeft na het voornemen de mogelijkheid gehad hierop te reageren in de zienswijze en heeft hier ook gebruik van gemaakt. In het bestreden besluit zijn de belangen van het kind kenbaar betrokken. [20] De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ook voldoende aandacht heeft gehad voor de belangen van de zoon van eiseres en deze belangen voldoende bij de beoordeling heeft meegewogen. Zoals de rechtbank onder 5.1. heeft overwogen mag de staatssecretaris voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hieruit volgt dat hij mag aannemen dat medische zorg voor de zoon van eiseres in Spanje toegankelijk en beschikbaar is en voldoet aan de minimumnormen. Uit het AIDA-rapport waar eiseres naar verwijst blijkt ook niet dat de benodigde medische zorg voor haar zoon in Spanje niet beschikbaar is en eiseres heeft dit verder ook niet nader onderbouwd. Daarbij heeft staatssecretaris in het bestreden besluit de inhoud van het patiëntendossier van de zoon van eiseres betrokken. De medische omstandigheden zijn onvoldoende om te kunnen spreken van een bijzondere, individuele omstandigheid en het is hiermee niet aannemelijk gemaakt dat het voor het welzijn en de sociale ontwikkeling van de zoon van eiseres noodzakelijk is om een asielprocedure in Nederland te doorlopen. Eiseres heeft ook bij het patiëntendossier geen onderbouwing gegeven waaruit dit wel zou blijken. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt evenmin, omdat in de door eiseres aangehaalde uitspraken sprake was van situaties waarin de medische omstandigheden met meerdere (specialistische) stukken waren onderbouwd of waar sprake was van een trauma opgelopen in het claimland. In het geval van de zoon van eiseres is niet gebleken dat daar sprake van is. Eiseres heeft geen andere belangen van haar zoon naar voren gebracht, waaruit zou moeten blijken dat het in zijn belang is om in Nederland te blijven. De staatssecretaris heeft zich dan ook redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat zich in het geval van eiseres en haar zoon geen omstandigheden voordoen die maken dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt, op grond waarvan hij de asielaanvraag van eiseres onverplicht in behandeling had moeten nemen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.12751.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.HvJEU 16 februari 2017, C.K. e.a. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.
4.Eiseres verwijst hierbij naar EHRM 21 januari 2011, M.S.S. tegen België, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609 (arrest M.S.S.).
5.HvJEU 21 december, N.S. e.a., ECLI:EU:C:2011:865 (arrest N.S.), punten 80 en 104.
6.Artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.
7.Arrest M.S.S., overweging 263, en HvJEU 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:2018, punten 91-93.
8.Arrest N.S., punt 82.
9.Zie onder andere ABRvS 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, ABRvS 24 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2822, ABRvS 22 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3190, ABRvS 1 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4473.
10.ABRvS 3 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2986.
11.Zie ABRvS 3 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2986.
12.Eiseres verwijst naar Informatiebericht (IB) 2022/77 Belang van het kind in Dublinzaken.
13.Eiseres wijst hierbij op ABRvS 24 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1566 en ABRvS 24 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:586.
14.Rb Den Haag, zp. Amsterdam, 28 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:19450.
15.Rb Den Haag, zp. Groningen, 23 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2113.
16.Zaaknummer NL23.29967 (niet gepubliceerd)
17.Zie HvJEU 23 januari 2019, M.A. e.a., ECLI:EU:C:2019:53, punten 70 tot en met 72.
18.Dat staat in artikel 17 van de Dublinverordening, nader ingevuld in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
19.Dat staat in het Informatiebericht 2022/77.
20.ABRvS 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.