ECLI:NL:RBDHA:2023:2113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL23.1845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot de belangen van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een asielzoekster, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door verweerder niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië als verantwoordelijke lidstaat werd aangewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat haar en haar zoon traumatische ervaringen hebben meegemaakt en dat hun welzijn in gevaar komt als zij naar Italië worden overgedragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de zoon van eiseres, die ten tijde van het bestreden besluit nog geen drie jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de zoon, waaronder zijn welzijn en sociale ontwikkeling, niet adequaat zijn gewogen door verweerder. Eiseres had tijdens de procedure aangegeven dat haar zoon psychische problemen vertoont als gevolg van hun ervaringen, en dat het voor hem moeilijk is om in een onbekende omgeving te functioneren.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw een besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de belangen van de minderjarige. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van het kind in asielprocedures en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van minderjarigen in het kader van de Dublinverordening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1845

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.L.M. Janssen),
mede namens haar zoon
[naam 2],
geboren op [geboortedatum],
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.1846, op 17 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar zoon en een zwager. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres heeft op 1 juli 2022 een aanvraag ingediend voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Zij heeft tijdens het gehoor op 7 juli 2022 aangegeven dat haar geestelijke toestand niet goed is en dat de arts haar medicijnen heeft voorgeschreven. Eiseres kan niet slapen, zij is angstig door dat wat zij in Afghanistan heeft meegemaakt en wat zij tijdens de reis heeft meegemaakt. Zij heeft een soort van flashback's. Ook heeft eiseres verklaard dat haar zoon een heel ander kind is geworden tijdens de reis. Uit het verslag van het gehoor blijkt verder dat eiseres heel emotioneel is. In het gehoor op 11 juli 2022 heeft eiseres aangegeven dat het moeilijk is om met een kind van twee jaar oud te reizen. Tijdens dit gehoor begon eiseres te huilen.
1.2.1
Verweerder heeft in het voornemen van 14 december 2022, wat deel uitmaakt van het bestreden besluit, aangegeven dat uit onderzoek blijkt dat Italië een visum heeft verleend aan eiseres. Nederland heeft daarom op 15 augustus 2022 de autoriteiten van Italië verzocht om eiseres over te nemen op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. Op 11 oktober 2022 zijn de autoriteiten van Italië hiermee akkoord gegaan. Verweerder heeft aangegeven voornemens te zijn de aanvraag van eiseres op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000 niet in behandeling te nemen omdat op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
1.2.2
Verweerder heeft verder aangegeven dat geen toepassing wordt gegeven aan artikel 16, eerste lid, Dublinverordening, omdat haar zwagers in Nederland geen kind, broer, zus of ouder van eiseres zijn. Ook zijn er geen aanwijzingen dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Daarbij zijn er geen aanwijzingen dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiseres aan Italië getuigt van een onevenredige hardheid. Er wordt dan ook geen toepassing gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
1.3
In het bestreden besluit gaat verweerder in op de door eiseres ingediende zienswijze. In dat wat eiseres heeft aangevoerd heeft verweerder geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, Dublinverordening. Uit jurisprudentie volgt dat, voor wat betreft Italië, ook in het geval van gezinnen met jonge kinderen, nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ten aanzien van de Circular Letter van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 heeft verweerder aangegeven dat het gaat over een verzoek om tijdelijk geen overdrachten te laten plaatsvinden. Dat maakt de vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig. Wat betreft de artikelen 6, 16 en 17 van de Dublinverordening heeft verweerder aangegeven dat eiseres geen verdere onderbouwing heeft gegeven over haar afhankelijkheidsrelatie met haar zwagers. Ten aanzien van de belangen van de zoon van eiseres heeft verweerder aangegeven dat het primair in het belang van het kind is om bij zijn moeder te blijven.
1.4
Eiseres heeft beroep ingesteld. Op 27 januari 2023 heeft zij de gronden van beroep ingediend. Op 6 februari 2023 heeft de zwager van eiseres in een brief aangegeven dat eiseres en haar zoon traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt en lijden aan PTSS. Eiseres heeft nachtmerries, flashbacks en angsten en haar zoon heeft last van frequent broekplassen, slaapstoornissen en hij huilt en schreeuwt urenlang. In het door eiseres op 13 februari 2022 overgelegde patientdossier staat (onder meer) vermeld dat eiseres psychische klachten heeft en dat zij medicatie krijgt voorgeschreven.
2.1
Eiseres voert in beroep aan dat er concrete aanwijzingen zijn dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Eiseres voert verder aan dat zij in Nederland onder behandeling is vanwege PTSS. Zij stelt niet meer te beschikken over de veerkracht, flexibiliteit, zelfzorg en sociale competentie om voor zichzelf op te komen in een land als Italië. Eiseres maakt zich ook grote zorgen om het geestelijk en lichamelijk welzijn van haar zoon, die vanwege de verschrikkingen in Afghanistan volledig was dichtgeklapt. Pas sinds kort gaat het met hem wat beter, dankzij de rust en stabiliteit die hij in Nederland heeft gevonden. Eiseres voert verder aan dat zij dagelijks contact heeft met haar zwagers. In feite is er sprake van afhankelijkheid als bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening. Ook voert eiseres aan dat de belangen van het kind voorop moeten staan.
2.2
Verweerder stelt zich ten aanzien van het patientdossier ter zitting op het standpunt dat daaruit niet volgt dat eiseres is gediagnostiseerd met PTSS. Ook wijst verweerder op het bestaan van medische voorzieningen in Italië. Ten aanzien van de belangen van het kind heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat die zijn meegewogen.
2.3
In artikel 6, eerste lid, van de Dublinverordening is bepaald dat de lidstaten in alle procedures waarin deze verordening voorziet het belang van het kind voorop stellen. In artikel 6, derde lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening is bepaald, om vast te stellen wat het belang van het kind is, dat de lidstaten nauw samenwerken en zij in het bijzonder rekening houden met het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige.
2.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd in hoeverre rekening is gehouden met het welzijn en de sociale ontwikkeling van de zoon van eiseres die ten tijde van het bestreden besluit nog geen drie jaar oud was. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres heeft verklaard dat haar zoon een heel ander kind is geworden tijdens de reis en dat het moeilijk is om met een kind van twee jaar oud te reizen. Ook de zwager heeft verklaard dat eiseres en haar zoon traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt, dat zij lijden aan PTSS en dat de zoon last heeft van frequent broekplassen, slaapstoornissen en dat hij urenlang huilt en schreeuwt. Het patientdossier bevestigt dat het niet goed gaat met eiseres en dat dit effect heeft op haar zoon.
2.5
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder met het enkele standpunt dat het primair in het belang van het kind is om bij zijn moeder te blijven, niet, althans onvoldoende, heeft vastgesteld wat de belangen van de zoon van eiseres zijn. De belangen van de zoon zijn immers ook gelegen in zijn welzijn en zijn sociale ontwikkeling en daarbij dient verweerder ook de situatie van de moeder bij te betrekken. Dat heeft verweerder niet gedaan. Het besluit komt vanwege een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking. Aan een bespreking van dat wat eiseres verder heeft aangevoerd komt de rechtbank niet toe.
3.1
Het beroep is ongegrond.
3.2
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder opnieuw een besluit neemt en daarbij rekening houdt met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier. De uitspraak is gedaan op 23 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.