In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 10 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Italië. De rechtbank heeft op 29 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat de registratie als meerderjarig in Italië en Griekenland onjuist is. Eiser heeft geen relevante documenten overgelegd die zijn minderjarigheid onderbouwen en heeft niet voldoende bewijs geleverd om te twijfelen aan de registratie in deze lidstaten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft gehandeld en het bestreden besluit in stand blijft. Eiser moet Nederland onmiddellijk verlaten, maar heeft recht op vergoeding van proceskosten, vastgesteld op € 875,-. De uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de verantwoordelijkheden van de vreemdeling om zijn claims te onderbouwen.