Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser]
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 12 januari 2024, worden de beroepen van twee eisers van Syrische nationaliteit beoordeeld. De eisers hebben aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. De rechtbank heeft op 8 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de eisers als hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat Spanje als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. De rechtbank verwijst naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten de internationale verplichtingen nakomen. De eisers hebben geen concrete aanwijzingen aangedragen die erop wijzen dat Spanje in hun geval niet aan deze verplichtingen zal voldoen. De rechtbank wijst ook op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen ten aanzien van Spanje.
De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de staatssecretaris de aanvragen terecht niet in behandeling heeft genomen. De eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.