ECLI:NL:RBDHA:2024:490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
NL23.35047 en NL23.35052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 12 januari 2024, worden de beroepen van twee eisers van Syrische nationaliteit beoordeeld. De eisers hebben aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. De rechtbank heeft op 8 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de eisers als hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat Spanje als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. De rechtbank verwijst naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten de internationale verplichtingen nakomen. De eisers hebben geen concrete aanwijzingen aangedragen die erop wijzen dat Spanje in hun geval niet aan deze verplichtingen zal voldoen. De rechtbank wijst ook op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen ten aanzien van Spanje.

De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de staatssecretaris de aanvragen terecht niet in behandeling heeft genomen. De eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.35047 en NL23.35052

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser]

geboren op [geboortedatum eiser] ,
V-nummer: [nummer eiser]
[naam eiseres] ,geboren op [geboortedatum eiseres] ,
V-nummer: [nummer eiseres]
van Syrische nationaliteit,
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 6 november 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, samen met hun gemachtigde. De gemachtigde van de staatssecretaris is verschenen. Tevens is een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluit en voeren daartoe, onder herhaling en inlassing van de zienswijze, het volgende aan. Eisers stellen dat de antwoorden op de prejudiciële vragen over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch dienen te worden afgewacht. De staatssecretaris miskent in het besluit dat de uitleg door het Hof van Justitie zorg voor een uniforme uitleg van het Unierecht. Een pushback levert een schending op van artikel 3 EVRM/artikel 4 EU-Handvest. Zou worden vastgesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondeelbaar is, dan zouden de in het AIDA-rapport update 2022 geconstateerde pushbacks in Spanje tot de conclusie moeten leiden dat deze afbreuk doen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Voorts stellen eisers dat voornoemde twijfel wordt versterkt door het feit dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is begonnen, omdat Spanje zich niet aan de regels van de Opvangrichtlijn houdt. Dit volgt ook uit het AIDA-rapport. Eisers vrezen dat het probleem om opvang te kunnen krijgen wel degelijk systematisch is. Ten aanzien van de aanwezigheid van de zus van eiseres stellen eisers dat deze zus is genoemd op pagina 4 van het aanmeldgehoor. Ook het paspoort van de zus en haar adres geven de mogelijkheid om de informatie aangaande de aanwezigheid van de zus in Nederland te verifiëren. Niet is gebleken dat er redenen zijn om te twijfelen aan de gezinsband van eiseres en haar zus.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De staatssecretaris mag in beginsel ten opzichte van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Eisers moeten aannemelijk maken dat dit in hun geval niet kan.
7. De staatssecretaris is in het bestreden besluit en ter zitting ingegaan op de door eisers ingenomen stellingen en overgelegde stukken. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat uit de stukken niet blijkt dat Spanje in het algemeen de internationale verplichtingen niet nakomt. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank mede van belang dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) zich op 27 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:364), 24 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2822) en 2 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2937) heeft uitgesproken over de AIDA update van april 2022. De Afdeling heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich ten aanzien van Spanje kan beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers hebben geen concrete individuele aanwijzingen aangevoerd waarom dat in hun geval anders zou zijn, maar hebben zich beperkt tot informatie over de algemene toestand in Spanje. De staatssecretaris heeft daarom kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Spanje de internationale verplichtingen nakomt.
8. Dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig conform omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn, leidt evenmin tot een ander oordeel. Deze procedure bevindt zich nog in een pril stadium, omdat de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid heeft gegeven om de gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Het starten van een inbreukprocedure is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Bovendien hebben eisers niet toegelicht welke Unierechtelijke opvangnormen door Spanje niet goed in het nationale recht zijn geïmplementeerd en welke uitwerking dit heeft voor de feitelijke situatie in de Spaanse opvangvoorzieningen. Dat volgens eisers uit het AIDA-rapport al voldoende blijkt van de problemen in de Spaanse opvangvoorzieningen, volgt de rechtbank niet, nu gelet op het voorgaande niet is gebleken dat sprake is van structurele tekortkomingen in de Spaanse opvangvoorzieningen. Uit het rapport (p. 65) blijkt dat Dublinclaimanten weliswaar dezelfde moeilijkheden ervaren als andere asielzoekers bij het verkrijgen van toegang tot de asielprocedure, maar deze problemen zijn niet zodanig dat sprake is van structurele tekortkomingen. De Spaanse autoriteiten hebben het claimverzoek van eisers uitdrukkelijk aanvaard en hebben daarmee gegarandeerd dat zij de asielverzoeken van eisers met inachtneming van hun internationale verplichtingen in behandeling zullen nemen. Bij voorkomende problemen met het verkrijgen van opvang dienen eisers zich te wenden tot de Spaanse autoriteiten. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit in hun geval niet mogelijk is of dat dit niet doeltreffend zal zijn.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om de beantwoording van de prejudiciële vragen die deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, in de uitspraak van 15 juni 2022 over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gesteld, af te wachten. De rechtbank wijst in dit verband ook op de uitspraak van de Afdeling van 8 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2644), waarin de Afdeling heeft overwogen dat zij geen aanleiding ziet om prejudiciële vragen te stellen over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en evenmin aanleiding ziet om de beantwoording van de door zittingsplaats Den Bosch hierover gestelde prejudiciële vragen af te wachten. De motivering die de Afdeling hiertoe heeft gegeven (overwegingen 5.1. tot en met 5.2. van die uitspraak) gaat ook voor deze zaak op en de rechtbank neemt die dan ook over. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Voor zover eisers een beroep doen op artikel 17 van de Dublinverordening, overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris in hetgeen eisers hebben aangevoerd in redelijkheid geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig heeft hoeven achten die maken dat eisers overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. De gestelde familieband met de zus van eiseres, waarover zij overigens heeft verklaard haar zus reeds veertien jaar niet te hebben gezien, is onvoldoende onderbouwd, evenals de gestelde medische omstandigheden van die zus. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers aan zich had moeten trekken.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.