ECLI:NL:RBDHA:2024:1846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39337, NL23.39347, NL23.39352 en NL23.39355
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van meerdere eisers van Turkse nationaliteit, die asiel hadden aangevraagd in Nederland. De rechtbank beoordeelde de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvragen afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij Kroatië als verantwoordelijk land werd aangewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat er van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, ondanks de zorgen over pushbacks in Kroatië. De rechtbank concludeerde dat eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat hun specifieke situatie een uitzondering op dit beginsel rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de asielaanvragen van eisers terecht buiten behandeling zijn gesteld en dat zij kunnen worden overgedragen aan Kroatië. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Dublinverordening en de verantwoordelijkheden van lidstaten in het asielproces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.39337, NL23.39355, NL23.39352 en NL23.39347

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
[naam 2], eiseres,
geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [V-nummer 2] ,
mede namens hun minderjarige kind:
[naam 3],
geboren op [geboortedatum 3] ,
V-nummer: [V-nummer 3] ,
en
[naam 4], meerderjarig kind,
geboren op [geboortedatum 4] ,
V-nummer: [V-nummer 4] ,
[naam 5], minderjarig kind,
geboren [geboortedatum 5],
V-nummer: [V-nummer 5] ,
allen van Turkse nationaliteit,
hierna samen: eisers,
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 15 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 20 oktober 2023 bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek op 2 november 2023 op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening aanvaard.
Is er sprake van een onzorgvuldig voornemen?
5. Eisers stellen dat de staatssecretaris in het voornemen de door eisers naar voren gebrachte bezwaren dient te benoemen en gemotiveerd moet betrekken bij de afwegingen die leiden tot het voornemen om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Nu de staatssecretaris dit niet heeft gedaan, wordt eisers een instantie tijdens de bestuurlijke fase van de besluitvorming ontnomen. Eisers stellen dat de staatssecretaris miskent dat het voornemen onderdeel uitmaakt van het besluit en daarmee wel degelijk ook is gericht op enig rechtsgevolg. Dat de staatssecretaris na de zienswijze alsnog de bezwaren van eisers gemotiveerd bespreekt en afwijst maakt volgens eisers niet dat de besluitvorming alsnog conform artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft plaatsgevonden. Eisers menen ten aanzien van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 november 2023 [2] dat de Afdeling miskent dat de redenen waarom Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag ook hadden moeten zien op de specifieke door de vreemdeling aangevoerde bezwaren en individuele omstandigheden.
5.1.
De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat het voornemen van de staatssecretaris onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt daartoe dat het voornemen een voorbereidingshandeling is, een mededeling van feitelijke aard die niet is gericht op enig rechtsgevolg. Ook als de verklaringen van eisers niet kenbaar zijn betrokken in het voornemen, hebben eisers door middel van het indienen van de zienswijze de gelegenheid om te reageren op het voornemen. De staatssecretaris beoordeelt vervolgens alle bezwaren uit het aanmeldgehoor en de zienswijze in het bestreden besluit. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze handelswijze onzorgvuldig is. Dat de verklaringen van eisers niet kenbaar zijn betrokken bij de voornemens kan niet leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten. De rechtbank verwijst in dat kader naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023 [3] .
Kan de staatssecretaris uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eisers stellen dat zij ook zonder documenten hun stellingen voldoende hebben onderbouwd aan de hand van hun verklaringen, temeer nu eisers slechts een korte periode in Kroatië hebben verbleven en uit de aard van de zaak niet in de gelegenheid zijn geweest een schriftelijke bevestiging te verkrijgen van de behandeling door de Kroatische autoriteiten. Eisers stellen dat de staatssecretaris met de bewoordingen in de besluiten de ervaringen van eisers met de Kroatische autoriteiten op onheuse wijze bagatelliseert. Voor eisers waren het geen geringe persoonlijke ervaringen, de ervaringen waren traumatisch en reden genoeg om zo snel mogelijk verder te vluchten. Eisers stellen dat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderbouwd waarom hun verklaringen over de behandeling in Kroatië niet wegneemt dat Kroatië verantwoordelijk moet worden geacht voor de inhoudelijke behandeling van de asielverzoeken. Eisers stellen dat de meest recente informatie over de praktijk van pushbacks in Kroatië, recenter is dan de informatie waarvan de Afdeling in haar uitspraak van 13 september 2023 [4] vanuit gaat. Eisers verwijzen naar de inhoud van recente berichtgeving over de behandeling van vluchtelingen in Kroatië, onder meer naar berichten van ECRE d.d. 24 november 2023. Verder wijzen eisers naar het rapport van HRW van 3 mei 2023. Eisers stellen derhalve dat uit betrouwbare berichtgeving blijkt dat de Kroatische autoriteiten anders handelen dan op basis van informatie uit de brief van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 kan worden afgeleid.
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling oordeelde op 13 april 2022⁵ dat er serieuze aanknopingspunten in de landeninformatie waren dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die – al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek in Kroatië – door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden. Uit de recente uitspaak van de Afdeling van 13 september 2023⁶, volgt echter dat de staatssecretaris op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek ten aanzien van Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat het niet aannemelijk is dat Dublinclaimanten in Kroatië het risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [5] of artikel 4 van het Handvest [6] . Het ligt daarom op de weg van eisers om aan te tonen dat in hun geval toch niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers hier niet in zijn geslaagd. De rechtbank stelt vast dat uit de Afdelingsuitspraak van 13 september 2023 volgt dat de Afdeling al is ingegaan op de brief van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 en de bijlage bij die brief. De Afdeling heeft geoordeeld dat de staatssecretaris mede op basis van deze informatie ten aanzien van Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank overweegt dat de Kroatische autoriteiten in de brief van 15 november 2022 wellicht een rooskleurig beeld hebben geschetst door daarin op te nemen dat de Kroatische autoriteiten nooit een asielzoeker hebben uitgezet zonder een onderzoek te hebben verricht naar de gegrondheid van het asielverzoek of voordat de asielprocedure was afgerond, terwijl niet ter discussie staat tussen partijen dat er pushbacks ten aanzien van vreemdelingen plaatsvinden, maar dit betekent niet dat aan die brief in het geheel geen waarde kan worden gehecht nu dat niets zegt over de situatie ten aanzien van specifiek Dublinterugkeerders in Kroatië. De Kroatische autoriteiten hebben zich niet onverschillig opgesteld tegenover de situatie door te reageren op de vragen van de staatssecretaris. Daarnaast vindt de rechtbank van belang dat de Kroatische autoriteiten in de brief ook vermelden dat zij bereid zijn bij twijfel ten aanzien van iedere Dublinclaimant waarvoor zij verantwoordelijk zijn individuele garanties af te geven waarin wordt verklaard dat hun grondrechten bij hun overdracht zullen worden gerespecteerd. Verder overweegt de rechtbank dat het rapport van HRW d.d. 3 mei 2023 dateert van voor de Afdelingsuitspraak d.d. 13 september 2023. De staatssecretaris heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat uit het rapport van ECRE d.d. 24 november 2023 geen wezenlijk ander beeld volgt dat uit de door de Afdeling bij de uitspraak van 13 september 2023 betrokken informatie. Ook uit voornoemde rapporten blijkt volgens de rechtbank niet dat zich pushbacks voordoen bij Dublinterugkeerders. De staatssecretaris stelt terecht dat de Kroatische autoriteiten in het geval van eisers met het expliciete claimakkoord garandeert dat zij de asielverzoeken van eisers in behandeling zullen nemen (op de wijze als beschreven in artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening), en dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen en verdragen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag.
6.3.
Volgens de Afdeling leiden de mogelijke tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië niet tot de conclusie dat voor Dublinterugkeerders een reëel risico bestaat op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank overweegt dat eisers niet hebben toegelicht waarom zij desondanks een reëel risico lopen op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling bij overdracht aan Kroatië. De rechtbank volgt dat eisers nare ervaringen hebben gehad in Kroatië – de staatssecretaris heeft de verklaringen van eisers ook kenbaar betrokken in de besluitvorming – maar dit neemt niet weg dat zij daarover niet hebben geklaagd bij de Kroatische autoriteiten. Eisers zijn na een dag in Kroatië te hebben verbleven vertrokken naar Nederland, omdat zij het doel hadden om naar Nederland te gaan. Gelet op deze omstandigheden hebben eisers in hun geval niet aannemelijk gemaakt waarom niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Als eisers bij terugkeer naar Kroatië toch problemen ondervinden, kunnen zij hierover hun beklag doen bij de daartoe geëigende instanties dan wel bij de (hogere) Kroatische autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen voor eisers niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
Is er sprake van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan de staatsecretaris de aanvragen onverplicht aan zich had moeten trekken?
7. Voor zover eisers een beroep hebben gedaan op artikel 17 van de Dublinverordening overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris in hetgeen eisers hebben aangevoerd, gelet op al het voorgaande, in redelijkheid geen bijzondere, individuele omstandigheden aanwezig heeft hoeven achten die maken dat overdracht van eisers van een onevenredige hardheid getuigt. Verder heeft de staatssecretaris zich, ten aanzien van het betoog van eisers dat zij onder dwang vingerafdrukken in Kroatië moesten afstaan, terecht gesteld dat dit enkele feit niet maakt dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Lidstaten zijn namelijk verplicht om vreemdelingen die illegaal het grondgebied van de lidstaten binnenkomen te registreren.
(On)deelbaarheid interstatelijk vertrouwensbeginsel
8. Eisers stellen dat ten aanzien van Kroatië niet langer kan worden uitgegaan van de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In het licht hiervan dienen uitspraken over de deelbaarheid van het zogenaamde interstatelijk vertrouwensbeginsel te worden afgewacht alvorens in deze zaak nader uitspraak kan worden gedaan.
8.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de beantwoording van de prejudiciële vragen die de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch [7] over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gesteld, af te wachten. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 september 2023 naar aanleiding van nader onderzoek van de staatssecretaris geoordeeld dat de staatssecretaris mag blijven uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. In deze uitspraak heeft de Afdeling zich in rechtsoverweging 3.1 ook uitgelaten over de prejudiciële vragen die zijn gesteld door zittingsplaats ’s-Hertogenbosch en geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet om de zaak aan te houden in afwachting van de antwoorden daarop. De mogelijke tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië leiden volgens de Afdeling immers niet tot de conclusie dat voor Dublinterugkeerders een reëel risico bestaat op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvragen van eisers terecht buiten behandeling zijn gesteld en dat eisers mogen worden overgedragen aan Kroatië. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.In de uitspraak van 15 juni 2022 over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, NL22.6989.