ECLI:NL:RBDHA:2024:448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
SGR 22_6865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerende-zaakbelastingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2022. De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 596.000, gebaseerd op artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met als waardepeildatum 1 januari 2021. Eiseres, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 7 december 2023 is eiseres niet verschenen, ondanks dat zij tijdig was uitgenodigd. De gemachtigde van eiseres had eerder om uitstel gevraagd, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door het overleggen van een taxatieverslag en een matrix. Eiseres betwistte de waarde en voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met het afnemend grensnut en de verschillen tussen referentieobjecten en haar woning.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de referentiepanden voldoende vergelijkbaar waren. Eiseres had ook geen voldoende specifieke verzoeken gedaan om bepaalde gegevens te ontvangen in de bezwaarfase. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees een verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de schending van de toezendplicht invloed heeft gehad op de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/6865

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 28 februari 2022 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats] (de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2021 (de waardepeildatum) voor het jaar 2022 vastgesteld op € 596.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiseres opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2022 (de aanslag).
Eiseres heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Gelet op artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de aanslag.
Bij uitspraak op bezwaar van 22 september 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2023.
Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De gemachtigde van eiseres is bij aangetekende brief van 6 november 2023 waarin plaats en tijdstip van de zitting zijn vermeld, uitgenodigd voor de zitting. Deze uitnodiging is verzonden aan het adres Postbus 8064, 3009 AB te Rotterdam. Uit informatie afkomstig van PostNL blijkt dat de uitnodiging op 8 november 2023 is opgehaald bij een PostNL-punt. Eiseres is aldus tijdig en op juiste wijze uitgenodigd voor de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. [naam] .

Overwegingen

1. Eiseres is eigenaar van de woning. De woning is een twee-onder-één-kapwoning uit 2000 met aangebouwde woonruimte en garage. Het gebruiksoppervlak van de woning is ongeveer 166 m². Het grondoppervlak is ongeveer 229 m².
2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum. Eiseres bepleit een waarde van € 551.000. Daartoe voert zij – samengevat – aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het afnemend grensnut en met verschillen tussen de referentieobjecten en de woning. Daarnaast stelt eiseres dat verweerder het motiveringsbeginsel heeft geschonden en dat verweerder in de bezwaarfase ten onrechte geen taxatiematrix en grondstaffel heeft verstrekt.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder een taxatieverslag, een matrix en iWOZ-rapporten overgelegd. In de matrix is de waarde van de woning bepaald op € 596.636.
Verzoek tot uitstel van de zitting
4. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank bij brieven van 16 oktober 2023 en 13 november 2023 om uitstel van de zitting verzocht omdat er, naar hij stelde, op 7 december 2023 al zittingen bij andere gerechten waren gepland van zaken van andere cliënten van zijn kantoor. Daarbij heeft de gemachtigde een grote hoeveelheid verhinderdata voor de aankomende periode vermeld. Bij brieven van 19 oktober 2023 en 17 november 2023 heeft de rechtbank de verzoeken afgewezen omdat de gemachtigde van eiseres niet onder aanvoering van gewichtige redenen heeft aangegeven waarom hij niet op de zitting van 7 december 2023 aanwezig kon zijn. [1] De enkele stelling dat op deze dag reeds zittingen waren gepland bij andere gerechten, is hiervoor onvoldoende. Hij kan zich immers laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot. Bovendien maakt de geringe beschikbaarheid van de gemachtigde het onmogelijk om binnen afzienbare tijd een andere geschikte dag te vinden waarop de zaak kan worden behandeld.
Beoordeling van de waarde van de woning
5. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding". [2]
6. Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op de door hem overgelegde matrix en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, hierin geslaagd. De rechtbank acht de door verweerder in de matrix gehanteerde referentiepanden voldoende vergelijkbaar met de woning. Met de matrix en hetgeen overigens door verweerder is aangevoerd, maakt hij aannemelijk dat in voldoende mate rekening is gehouden met het afnemend grensnut en de verschillen tussen de referentiepanden en de woning, waaronder het grondoppervlak.
Toezendplicht
7. Volgens (de huidige gemachtigde van) eiseres heeft verweerder in de bezwaarfase ten onrechte geen taxatiematrix en grondstaffel verstrekt en zij verzoekt in dit kader om een proceskostenvergoeding. Vast staat dat (de toenmalige gemachtigde van) eiseres in de bezwaarfase een verzoek heeft gedaan tot het verstrekken van:
 de grondstaffel;
 de KOUDV-factoren en de bijbehorende cijfermatige correcties;
 de waarde van de deelobjecten; en
 minstens zes referentiewoningen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de gehanteerde KOUDV-factoren verstrekt. In de beroepsfase heeft verweerder de (matrix met) grondstaffel overgelegd.
8. Verweerder is niet verplicht om de cijfermatige correcties van de KOUDV-factoren, de waarde van de deelobjecten en minstens zes referentiewoningen aan eiseres te verstrekken omdat dit geen gegevens zijn die onder de toezendplicht van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ vallen. Waarderen is geen exacte wetenschap en het beoordelen van de juistheid van de waarde gaat niet over de vraag of de samenstellende onderdelen van het object op de juiste bedragen zijn vastgesteld of het vaststellen van de juiste bedragen van verschillen in KOUDV-factoren, maar om de beoordeling van de WOZ-waarde als geheel. [3] Daarentegen is de grondstaffel wel een gegeven dat ten grondslag ligt aan de vastgestelde waarde en waartoe eiseres in de bezwaarfase een voldoende specifiek verzoek heeft gedaan. Artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is dan ook (alleen) geschonden voor zover het de grondstaffel betreft. [4] Eiseres heeft in beroep alsnog kennis kunnen nemen van de grondstaffel en heeft deze kunnen betwisten. De rechtbank passeert het gebrek daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9. De rechtbank ziet gelet op de omstandigheden in deze zaak geen aanleiding om gebruik te maken van de haar toekomende bevoegdheid een proceskostenvergoeding toe te kennen in verband met de schending van de toezendplicht. Verweerder heeft onweersproken verklaard dat eiseres tijdens het hoorgesprek – ondanks dat zij vóór aanvang van het hoorgesprek wist of kon weten dat zij niet in het bezit was van de gevraagde gegevens – niet meer naar de grondstaffel heeft gevraagd. In het beroepschrift zijn vervolgens uitsluitend algemene opmerkingen gemaakt over de omvang van de toezendplicht en is niet concreet gemaakt welke gevolgen dit heeft gehad voor de behandeling van de onderhavige zaak. Daar komt bij dat in de bezwaarfase door een andere gemachtigde (Eerlijke WOZ BV) is geprocedeerd. Gegevens over de overdracht aan de huidige gemachtigde die inzicht zouden kunnen geven in het belang van toezending, zijn niet overgelegd. Op de zitting van 7 december 2023 zijn in totaal tien zaken van dezelfde gemachtigde behandeld waarin telkens identieke en algemene formele punten zijn aangevoerd, maar nauwelijks tot geen inhoudelijke klachten die betrekking hebben op de woning. De gemachtigde heeft ook om grondstaffels gevraagd in zaken waar dat niet aan de orde is. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de gemachtigde van eiseres toch wel in beroep zou zijn gegaan, hetgeen betekent dat het al dan niet verstrekken van de grondstaffel in de bezwaarfase geen verschil heeft gemaakt voor de beslissing om door te procederen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding de met het beroep gemoeide kosten te vergoeden. [5]
10. De stelling van eiseres dat verweerder in strijd met artikel 6:17 van de Awb heeft gehandeld door de gemachtigde in de bezwaarfase niet de taxatiematrix en grondstaffel toe te zenden, moet worden verworpen. Artikel 6:17 van de Awb gaat immers niet verder dan dat in het geval er een gemachtigde is, de plicht bestaat
aan hemstukken te zenden, maar dit artikel heeft geen betrekking op de vraag voor welke stukken een toezendplicht geldt.
11. Eiseres stelt dat de bouwtekeningen van de vergelijkingsobjecten behoren tot de stukken zoals bedoeld in artikel 8:42 van de Awb en verzoekt verweerder de bouwtekeningen te overleggen. Anders dan eiseres meent, horen de bouwtekeningen van de vergelijkingsobjecten niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb. [6] Verweerder is daarom in beginsel niet verplicht om deze gegevens te verstrekken. Dit zou anders kunnen zijn als eiseres aannemelijk maakt dat de gehanteerde oppervlakten van de vergelijkingsobjecten onjuist zijn maar dat heeft eiseres in dit geval niet gedaan.
Motiveringsgebrek
12. Volgens eiseres is de weergave van het hoorgesprek in de uitspraak op bezwaar niet volledig. Eiseres heeft niet gesteld op welk punt het verslag van de hoorzitting niet compleet is. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een motiveringsgebrek, nu verweerder in de uitspraak op bezwaar is ingegaan op hetgeen in het hoorgesprek is besproken.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog vastgesteld. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten, rechter, in aanwezigheid van
J.C.W. Wahls, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via
www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN3529.
2.Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44.
3.Gerechtshof Den Haag 19 mei 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:886.
4.Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052.
5.Gerechtshof Den Haag 21 september 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1984, ECLI:NL:GHDHA:2023:1985 en ECLI:NL:GHDHA:2023:1987.
6.Gerechtshof Den Haag 4 mei 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:914.