Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 21 september 2023
[X] te [Z] , belanghebbende,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Beoordeling van het geschil
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de waarde van een woning is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2019 vastgesteld op € 353.000, wat leidde tot aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffingen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ook ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
De mondelinge behandeling vond plaats op 20 juli 2023, waarbij partijen aanwezig waren. Belanghebbende betwistte de hoogte van de vastgestelde WOZ-waarde en voerde aan dat de Heffingsambtenaar de hoorplicht en toezendplicht had geschonden. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren. Het Hof concludeerde dat de Heffingsambtenaar niet in strijd had gehandeld met de hoorplicht en toezendplicht, en dat de uitspraak van de Rechtbank diende te worden bevestigd. De waarde van de woning werd als juist beoordeeld, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.