Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
uitspraak van 4 mei 2023
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Rijswijk, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Op de zaak betrekking hebbende stukken
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de waarde van zijn woning voor de onroerendezaakbelasting is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Rijswijk. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2019 vastgesteld op € 646.000, wat door belanghebbende als te hoog werd betwist. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 23 maart 2023 werd de zaak behandeld, waarbij belanghebbende via Teams deelnam. De Heffingsambtenaar had ter onderbouwing van de vastgestelde waarde een matrix overgelegd met vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, ondanks de door belanghebbende aangevoerde argumenten over de staat van de woning en de invloed van verkeersoverlast. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning in overeenstemming was met de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen. Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij het hoger beroep ongegrond werd verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.