Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2024 in de zaak tussen
[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
14 maart 2022. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Beoordeling door de rechtbank
14 maart 2022. De staatssecretaris moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. [4] In het geval van eiseres heeft de staatssecretaris echter eerst onderzoek gedaan of overdracht aan een andere lidstaat op grond van de Dublinverordening kon plaatsvinden. In een dergelijk geval is artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing. Hierin staat dat de beslistermijn aanvangt op het moment dat de verantwoordelijkheid van Nederland voor de behandeling van de asielaanvraag vaststaat. Door het verstrijken van de uiterste overdrachtstermijn is Nederland op 26 oktober 2022 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag en vanaf die datum is de beslistermijn van zes maanden gaan lopen. Daarnaast heeft de staatssecretaris met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden. [5] Omdat de maximale termijn voor de behandeling van een asielaanvraag van 21 maanden begint te lopen vanaf het moment dat een vreemdeling een asielaanvraag doet [6] en de beslistermijn op de asielaanvraag niet verder kan worden verlengd dan die 21 maanden, is de beslistermijn voor de aanvraag van eiseres geëindigd op
14 december 2023. Eiseres heeft de staatssecretaris op 19 december 2023, dus na het verstrijken van de beslistermijn, in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 875 aan proceskosten aan eiseres.