5.4De rechtbank is van oordeel dat deze nationaalrechtelijke eisen voor het indienen van asielaanvragen in lijn zijn met de Procedurerichtlijn. Artikel 42, eerste lid van de Vw betreft een implementatie van artikel 31, derde lid, van de Procedurerichtlijn. Dat artikel regelt de behandelingsprocedure voor een verzoek om internationale bescherming, waarmee naar Nederlands recht onder andere een aanvraag om een asielvergunning voor bepaalde tijd wordt bedoeld.Het derde artikellid draagt de lidstaten van de Europese Unie op ervoor te zorgen dat de behandeling van een verzoek om internationale bescherming binnen zes maanden na indiening daarvan wordt afgerond, welke termijn onder bepaalde voorwaarden mag worden verlengd. Op grond van de Procedurerichtlijn begint de termijn voor afronding van een verzoek om internationale bescherming dus vanaf het moment van indiening. Uit artikel 6, tweede lid, van de Procedurerichtlijn volgt dat die richtlijn onderscheid maakt tussen het ‘doen’ (‘make’ in de Engelse taalversie) van een asielaanvraag, en het ‘indienen’ (‘lodge’ in de Engelse taalversie) van een dergelijke aanvraag. Het ‘indienen’ van de asielaanvraag mag op grond van artikel 6, derde lid, van de Procedurerichtlijn aan formele vereisten worden onderworpen, zoals indiening in persoon en op een aangewezen plaats. In artikel 6, vierde lid, van de Richtlijn is vervolgens bepaald dat sprake is van indiening, zodra de bevoegde autoriteiten een door de vreemdeling ingediend formulier of, indien voorgeschreven naar nationaal recht, een officieel rapport hebben ontvangen. Deze werkwijze komt overeen met de in rechtsoverweging 5.2 beschreven nationale regelgeving voor het indienen van asielaanvragen.
Wat is de status van de loopbrief?
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bij afgifte van de loopbrief nog geen sprake is van een ontvangen aanvraag als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Vw. Redengevend daarvoor is dat de loopbrief niet voldoet aan de wettelijke indieningsvereisten voor asielaanvragen. De rechtbank stelt namelijk vast dat de loopbrief niet volgens het model van het M35-H-formulier is opgemaakt. Op de loopbrief zijn enkel de door de vreemdeling zelf opgegeven personalia, de hoeveelheid bagage en een foto weergegeven. In de loopbrief wordt geen vergunning vermeld die wordt aangevraagd. Daarbij is dit document ook niet voorzien van een handtekening, maar is het een in zijn geheel door de IND opgesteld document. De rechtbank concludeert dat de loopbrief daarmee enkel fungeert als een bewijs dat de vreemdeling op het Aanmeldcentrum Ter Apel verschenen is.
Afdelingsuitspraak 21 september 2023
7. De recente uitspraak van de Afdeling, waarin geoordeeld is dat de claimtermijn voor Dublinclaimanten, gelet op artikel 20, tweede lid, van de Dublinverordening, aanvangt met afgifte van de loopbrief, doet aan het voorgaande geen afbreuk. Die termijn is de termijn waarbinnen een lidstaat waar een asielaanvraag is ingediend waarvoor een andere lidstaat verantwoordelijk is, die andere lidstaat kan verzoeken om de aanvrager over of terug te nemen. In deze zaak gaat het echter niet om de claimtermijn van de Dublinverordening, maar om de termijn waarbinnen op een asielaanvraag beslist moet worden. De rechtsregel die uit de uitspraak van de Afdeling voortvloeit heeft dan ook geen betekenis voor de asielaanvraag van eiser. Dit wordt bevestigd door het arrest
Mengesteabvan het Hof van Justitie.Het Hof heeft daarin overwogen dat artikel 20, tweede lid, van de Dublinverordening - ondanks veel overeenkomsten - verschilt van artikel 6, vierde lid, van de Procedurerichtlijn, welke laatste bepaling - zoals beschreven in rechtsoverweging 5.4 van deze uitspraak - van belang is voor het bepalen van het begin van de beslistermijn van een asielaanvraag. Volgens het Hof van Justitie dienen beide bepalingen geplaatst te worden binnen de context van twee verschillende procedures, die elk hun eigen eisen hebben en met name wat betreft de termijnen aan verschillende regelingen zijn onderworpen, zoals volgt uit artikel 31, derde lid, van de Procedurerichtlijn.
Uitspraken zittingsplaatsen ’s-Hertogenbosch en Haarlem en notitie VWN
8. Ook de genoemde uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen ’s-Hertogenbosch en Haarlem en de notitie van VWN maken het voorgaande niet anders, alleen al omdat beide uitspraken en de notitie niet gaan over de bepaling van de aanvang van de beslistermijn voor een asielaanvraag, maar over de bepaling van de ingangsdatum van een verleende asielvergunning. Daar komt bij dat bij het opstellen van de Procedurerichtlijn het belang bij een voortvarende behandeling van een asielaanvraag is meegewogen. Het valt daarom niet in te zien hoe een verwijzing naar dit belang de specifieke regeling over de aanvang van de beslistermijn zoals vastgelegd in artikel 31, derde lid, van diezelfde Procedurerichtlijn opzij zou kunnen zetten.
Conclusie over de aanvang van de beslistermijn
9. In antwoord op de hoofdvraag van dit geschil is de rechtbank van oordeel dat de beslistermijn voor asielaanvragen zoals bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Vw aanvangt met het ondertekenen van het daartoe bestemde M35-H-formulier en niet met afgifte van de loopbrief.
Toepassing van de conclusie over de aanvang van de beslistermijn op het beroep
10. De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag wat het oordeel over de aanvang van de beslistermijn betekent voor het beroep.