In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 26 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis beoordeeld. Eiseres, geboren in 1985 en van Iraanse nationaliteit, had al een reguliere verblijfsvergunning en verzocht om een mvv om bij haar referent in Nederland te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 11 augustus 2022 afgewezen, en dit besluit bleef ook na bezwaar in stand. De rechtbank behandelde de zaak op 8 december 2023, maar eiseres en haar gemachtigde verschenen niet op de zitting.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat zij al een mvv met verblijfsdoel 'verblijf als familie-of gezinslid bij referent' heeft verkregen. Dit betekent dat eiseres haar doel al heeft bereikt en er geen procesbelang meer is bij de inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank legt uit dat, zelfs als de staatssecretaris ten onrechte de mvv voor nareis heeft geweigerd, deze niet met terugwerkende kracht kan worden verleend. Eiseres heeft geen zelfstandige asielmotieven en kan daarom geen asielverzoek indienen.
Daarnaast wordt het beroep van eiseres tegen het niet toekennen van een bestuurlijke dwangsom ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat de staatssecretaris inmiddels de maximale dwangsom heeft toegekend. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van dit onderdeel van haar beroep. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 875,-, en het griffierecht van € 184,- moet ook worden vergoed.