ECLI:NL:RVS:2023:61
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 13 oktober 2020 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 11 juni 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 7 december 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.J. Ullersma, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft in deze procedure aangegeven dat hij verblijf bij zijn vader, referent, beoogt en dat hij zijn hoger beroep handhaaft omdat hij belang heeft bij het verkrijgen van een mvv in het kader van nareis. De staatssecretaris heeft op 5 april 2022 een aanvraag ingewilligd voor een mvv voor verblijf bij referent, maar de vreemdeling handhaaft zijn hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de vreemdeling met de inwilliging van de mvv-aanvraag zijn doel heeft bereikt en dat hij daarom onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Het hoger beroep wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast wordt er gekeken naar de proceskosten. De Afdeling concludeert dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen, omdat de mvv is verleend op een aanvraag van referent in een andere procedure. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.