ECLI:NL:RBDHA:2024:22989
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op tijdelijke humanitaire gronden
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel. De rechtbank stelt vast dat alle beroepsgronden die door de gemachtigde van eiseres zijn aangevoerd, al in eerdere procedures bij deze rechtbank naar voren zijn gebracht. In die eerdere procedures heeft de rechtbank steeds geoordeeld dat de beroepsgronden niet slagen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere zaak de motivering van de uitspraak van de rechtbank overgenomen, waarin wordt uitgelegd waarom de beroepsgronden niet slagen. Het ligt op de weg van de gemachtigde van eiseres om uit te leggen waarom deze eerdere oordelen in het geval van eiseres anders zouden moeten luiden. Aangezien eiseres en haar gemachtigde niet op de zitting zijn verschenen, heeft de rechtbank deze vraag niet aan hen kunnen voorleggen en is er dus geen toelichting op de beroepsgronden gekomen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om in het geval van eiseres anders te oordelen dan in de eerdere procedures is gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van haar proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024.