ECLI:NL:RBDHA:2020:14338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
AWB 20/2233 en AWB 20/2234
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van aangifte mensenhandel en de noodzaak van verblijf in Nederland

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd op humanitaire gronden, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. Eiseres had op 5 december 2019 aangifte gedaan van mensenhandel, waarna haar aanvraag voor een verblijfsvergunning werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat het Openbaar Ministerie had vastgesteld dat de aanwezigheid van eiseres in Nederland niet noodzakelijk was voor de opsporing en vervolging van mensenhandel. Eiseres stelde dat haar aanwezigheid wel noodzakelijk was voor andere zaken, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de noodzaak van verblijf bij de minister van Justitie en Veiligheid ligt en niet bij de verweerder. Eiseres had ook aangevoerd dat het beleid van verweerder onvoldoende rekening hield met de bescherming van slachtoffers van mensenhandel, maar de rechtbank oordeelde dat het beleid in overeenstemming was met de wetgeving. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/2233 en AWB 20/2234
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 2 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres/verzoekster] , eiseres/verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres/verzoekster (hierna te noemen: eiseres) tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Bij besluit van 16 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft ook de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2020. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft op 5 december 2019 aangifte gedaan van mensenhandel. Verweerder heeft de kennisgeving van de aangifte conform zijn beleid aangemerkt als een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘humanitair tijdelijk’. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op 10 december 2019 besloten in de zaak van eiseres geen vervolging in te stellen, omdat Nederland geen rechtsmacht heeft voor de feiten die eiseres in haar aangifte heeft genoemd. Ook is er een gebrek aan opsporingsindicaties. Daarom acht het OM de aanwezigheid van eiseres in Nederland niet langer noodzakelijk.
Besluitvorming
2. Verweerder heeft de aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.48 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) en paragraaf B8/3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) afgewezen, omdat het OM heeft verklaard dat de aanwezigheid van eiseres in Nederland niet noodzakelijk wordt geacht in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres erkent in beroep dat zij strikt genomen niet voldoet aan de voorwaarden van paragraaf B8/3 van de Vc, gelet op de verklaring van het OM van 10 december 2019 dat haar aanwezigheid in Nederland niet noodzakelijk is. Zij acht haar aanwezigheid echter wel noodzakelijk in het kader van de opsporing en vervolging van mensenhandel, omdat haar aanwezigheid in Nederland van belang kan zijn voor andere mensenhandelzaken. Eiseres is van mening dat verweerder dit onvoldoende heeft meegewogen bij de beoordeling van haar aanvraag. Volgens eiseres had verweerder verder moeten afwijken van het beleid dat in de Vc is neergelegd op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Door de aanvraag te weigeren, heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met het beschermingsdoel dat de verblijfsvergunning regulier met als doel ‘humanitair tijdelijk’ dient. Dat de bescherming van slachtoffers van mensenhandel een rol speelt bij de verlening van de vergunning blijkt volgens eiseres onder meer uit een artikel “Staatssecretaris, bescherm slachtoffers van mensenhandel” van L. Esser van 30 juli 2019 uit de krant Trouw. Verder is van belang dat het bestreden besluit tot gevolg heeft dat eiseres zal moeten terugkeren naar Italië. Dat kan om verschillende redenen niet plaatsvinden. Zo vreest eiseres nog steeds voor de mensenhandelaar in Italië. Ook kan verweerder gelet op recente informatie ten aanzien van Italië niet meer uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres wijst op het verslag van de ‘The Special Rapporteur on contemporary forms of slavery’ van 25 juli 2019, waaruit blijkt dat klagen of het doen van aangifte geen nut zal hebben. Uit de rapportage ‘Reception Conditions in Italy’ van de Swiss Refugee Council van januari 2020 blijkt dat aangifte doen van mensenhandel in Italië en het verkrijgen van adequate hulp niet mogelijk is. Dit toont dat Italië in dat opzicht niet meer aan de internationale verplichtingen voldoet.
Griffierecht
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen griffierecht hoeft te betalen. Uit het door eiseres overgelegde formulier volgt dat zij geen inkomen en vermogen heeft. Eiseres voldoet daarmee aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de aanvraag voor de verblijfsvergunning heeft geweigerd en zal hieronder uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
6. Een verblijfsvergunning op grond van een aangifte mensenhandel heeft als doel om een slachtoffer van mensenhandel de mogelijkheid te geven om mee te werken aan een strafrechtelijk onderzoek. Dat volgt ook uit artikel 8 van de Mensenhandelrichtlijn. Het doel is niet om een slachtoffer van mensenhandel zonder meer verblijf te verlenen. Daarom is de beslissing van het OM over het instellen van een strafrechtelijk onderzoek en de noodzaak van het verblijf van eiseres in Nederland van doorslaggevend belang.
7. De vereisten van de gevraagde vergunning staan in artikel 3.48 van het Vb en in paragraaf B8/3 van de Vc. Het is niet in geschil dat eiseres strikt genomen niet aan deze voorwaarden voldoet. Een van de voorwaarden is namelijk dat er een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek loopt. Uit de beslissing van het OM van 10 december 2019 blijkt dat er geen strafrechtelijke vervolging is ingesteld en dat de aanwezigheid van eiseres in Nederland in dat kader niet langer nodig is. Voor zover eiseres van mening is dat verweerder een eigen afweging kan maken over de noodzakelijkheid van de aanwezigheid van eiseres in Nederland, overweegt de rechtbank dat dit standpunt onjuist is. De afweging over de noodzaak van de aanwezigheid van eiseres ligt volgens artikel 3.48, eerste lid, onder c, van het Vb bij Onze Minister, dat is de minister van Justitie en Veiligheid, en niet bij verweerder.
8. Eiseres heeft nog gewezen op een artikel uit de krant Trouw. De opvatting die in dat artikel is verwoord komt erop neer dat verweerder op een andere wijze zou moeten omgaan met aangevers van mensenhandel, zoals eiseres. Die opvatting brengt echter niet mee dat de rechtbank voorbij zou moeten gaan aan artikel 3.48 van het Vb.
9. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat verweerder op grond van artikel 4:84 van de Awb van het beleid had moeten afwijken. Artikel 3.48 van het Vb is namelijk een algemeen verbindend voorschrift en daarvan kan verweerder niet op grond van artikel 4:84 van de Awb afwijken. Het beleid dat in paragraaf B8/3 van de Vc staat is een herhaling van artikel 3.48 van het Vb. Artikel 3.48 van het Vb staat daarom in de weg aan het afwijken van het beleid op het punt van de noodzaak van de aanwezigheid van eiseres in Nederland.
10. Wat eiseres verder naar voren heeft gebracht, kan niet afdoen aan verweerders besluit. De overdracht van eiseres naar Italië, de vraag of ten aanzien van Italië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de vraag of eiseres in Italië aangifte kan doen van mensenhandel, kan in deze procedure niet aan de orde komen. Het bestreden besluit bepaalt immers de grenzen van deze zaak en bevat geen besluit over de overdracht van eiseres. De rechtbank kan over die punten dan ook geen oordeel geven.
Conclusie
11. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Verweerder hoeft daarom geen proceskosten te betalen.
12. Omdat het beroep ongegrond is verklaard, is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat dit verzoek wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 2 oktober 2020 door mr. J.J. Catsburg, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.