ECLI:NL:RBDHA:2024:22421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
SGR 23/7956
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een naturalisatieverzoek wegens onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieverzoek beoordeeld. Eiseres, die stelt de Armeense nationaliteit en identiteit te hebben, diende op 19 oktober 2022 een verzoek tot naturalisatie in. De staatssecretaris van Rechtsbescherming heeft dit verzoek afgewezen op 24 mei 2024, omdat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar identiteit en nationaliteit. Dit besluit werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 17 oktober 2023, na een bezwaarprocedure.

De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die aanvoert dat zij in bewijsnood verkeert en dat de documenteis onterecht is gesteld. Eiseres heeft echter geen gelegaliseerde geboorteakte of geldig paspoort overgelegd, wat volgens de rechtbank een legitieme reden is voor de afwijzing van het verzoek. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het recht had om de documenteis te stellen en dat eiseres niet in bewijsnood verkeert, omdat zij niet alle mogelijkheden heeft benut om de benodigde documenten te verkrijgen.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek niet onevenredig is en dat eiseres niet ten onrechte niet is gehoord, aangezien er geen nieuwe feiten of argumenten zijn aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van haar naturalisatieverzoek door de staatssecretaris wordt bevestigd. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7956

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V. Sarkisian),
en
de staatssecretaris Rechtsbescherming (voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), verweerder
(gemachtigde: mr. A. Houben).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieverzoek.
1.1.
Verweerder heeft haar aanvraag met het besluit van 24 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met twee verweerschriften.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres stelt dat zij de Armeense nationaliteit en identiteit heeft. Op 19 oktober 2022 heeft zij een verzoek tot naturalisatie ingediend. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat eisers haar identiteit en nationaliteit onvoldoende heeft aangetoond en haar beroep op bewijsnood niet slaagt. Eiseres heeft namelijk geen gelegaliseerde geboorteakte en geen geldig paspoort overgelegd. De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of verweerder eiseres’ naturalisatieverzoek mocht afwijzen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij in de situatie van eiseres onverkort vasthoudt aan de documenteis, [1] gezien de vrijstellingen voor andere personen in vergelijkbare situaties. Eiseres verkeert bovendien in bewijsnood, omdat ze meerdere keren vergeefs contact heeft gezocht met de Armeense ambassade. Ook is het besluit onevenredig en vormt het een belemmering voor eiseres’ dagelijks leven. Tot slot is ze ten onrechte niet gehoord.
Wat zijn de regels?
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder het naturalisatieverzoek mocht afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht verweerder de documenteis stellen?
6. Verlening van het Nederlanderschap is, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht en daarom is de staatssecretaris bevoegd om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van de verzoeker te verlangen. [2] Het doel van de documenteis [3] is het kunnen identificeren van de verzoeker, het kunnen vaststellen van zijn nationaliteit en verblijf en het vergelijken van de in het reisdocument vermelde personalia met de overgelegde akte(n) van de burgerlijke stand.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het geval van eiseres de documenteis mocht stellen. Eiseres wijst op verschillende voorbeelden van vrijstellingen van de documenteis. Zij doet daarbij een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Dit beroep slaagt niet, omdat eiseres verwijst naar ongelijke gevallen. Zo valt ze niet net als haar moeder onder het vrijstellingenbeleid voor etnisch Armenen uit Azerbeidzjan, [4] omdat ze in Armenië is geboren. Ook is haar situatie niet vergelijkbaar met personen die een gemengd (Armeens-Azerisch) huwelijk hebben, omdat eiseres geen gemengd huwelijk heeft. Er is ook geen aanleiding om vrijstellingsgronden ruim uit te leggen. Dat familieleden van eiseres wel onder een vrijstelling vallen, maakt niet dat zij om die reden ook onder dezelfde vrijstelling valt. De vrijstelling geldt immers alleen als is voldaan aan de voorwaarden ervan. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij zelf niet aan de vrijstellingsvoorwaarden voldoet.
6.2.
Tot slot hoefde verweerder geen rekening te houden met het vrijstellingenbeleid dat sinds 1 november 2021 geldt voor Ranov-vergunninghouders. Dit betreft een groep die voorafgaand aan 1 april 2001 onder de oude Vreemdelingenwet een asielaanvraag heeft ingediend. Een daarmee gelijkstaand of vergelijkbaar geval doet zich niet voor. [5] Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat ze minderjarig was toen ze naar Nederland kwam, dat haar situatie schrijnend was en dat ze al lange tijd in Nederland verblijft, net als bij de Ranov-vergunninghouders. Verweerder heeft uitgelegd, dat de vrijstelling uitsluitend is bedoeld voor Ranov-vergunninghouders, met de expliciete toevoeging dat voor andere groepen de bestaande voorwaarden gehandhaafd blijven. [6] Het gelijkheidsbeginsel dwingt dus niet tot afwijking van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 met toepassing van de vrijstelling voor de Ranov-doelgroep.
Verkeert eiseres in bewijsnood?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder kon concluderen dat eiseres niet in bewijsnood verkeert. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [7] volgt namelijk dat eiseres, omdat zij stelt dat ze in bewijsnood verkeert, moet aantonen dat zij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. Dit heeft zij niet aangetoond. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres namelijk verklaard dat nog niet alle mogelijkheden zijn benut, zo kan eiseres een lokale advocaat inschakelen om contact op te nemen met de Civil Acts Registration Agency (ZAGS) of de Passport and Visa Department of Police (OVIR).
Evenredigheidsbeginsel
8. Het is niet onevenredig om het naturalisatieverzoek van eiseres af te wijzen, vanwege het ontbreken van een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig paspoort. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht gewezen op het belang dat zekerheid bestaat over de identiteit en nationaliteit van iemand die om naturalisatie verzoekt. Verweerder mocht dit belang zwaarder laten wegen dan de persoonlijke belangen van eiseres: de belemmeringen die zij zegt in haar dagelijks leven te ondervinden, het feit dat ze niet mag stemmen, het gevoel dat ze er niet bij hoort en het feit dat ze na naturalisatie pas haar achternaam kan wijzigen. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat eiseres meer zekerheid kan verschaffen over haar identiteit en nationaliteit (zie overweging 6).
Hoorplicht?
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres niet hoefde te horen. Het bestuursorgaan kan namelijk van horen afzien, als een bezwaar kennelijk ongegrond is. [8] Dit is zo, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden.
9.1.
Eiseres heeft in bezwaar geen nieuwe feiten, omstandigheden of argumenten aangevoerd die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om eiseres op haar verzoek te horen. Eisers herhaalde in bezwaar haar eerdere standpunt dat de documenteis in haar geval niet mocht worden gesteld en dat ze in bewijsnood verkeerde. Maar eiseres heeft in bezwaar geen nieuwe stukken overlegd en haar eerdere standpunt niet nader onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het naturalisatieverzoek van eiseres mocht afwijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:3
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
[…]
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
[…]
Rijkswet op het Nederlanderschap
Artikel 7
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
[…]
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, paragrafen 3.5.5 en 3.5.6, van het beleid voor artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)
§ 3.5.5. In het verleden overgelegde buitenlandse akten
Indien reeds in het verleden gelegaliseerde documenten zijn overgelegd en verwerkt in de PIVA of in een akte van de burgerlijke stand in Aruba, wordt afgezien van het wederom overleggen van dezelfde documenten. Echter, in geval van op goede gronden gerezen twijfel of indien na de verwerking van de gegevens de vereisten van legalisatie en verificatie zijn verscherpt, dienen opnieuw originele gelegaliseerde documenten te worden overgelegd.
Indien aanwijzingen bestaan dat het gelegaliseerde document inhoudelijk onjuist is, beslist de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan de hand van de overige ter beschikking staande gegevens of verificatieonderzoek van het document moet worden opgestart.
§ 3.5.6. Verkrijging, vertaling en legalisatie van buitenlandse documenten
Voor zowel het verkrijgen van documenten als de vertalingen en eventuele legalisatie van stukken, dient betrokkene zelf zorg te dragen. Indien de documenten zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Duits of Frans, dient verzoeker zorg te dragen voor een door een in één van de landen van het koninkrijk beëdigd vertaler gemaakte vertaling, die gehecht moet zijn aan het originele (afschrift van het) document. De op dit moment geldende circulaire legalisatie is van toepassing. Wanneer een vreemdeling om asielgerelateerde redenen bezwaar maakt tegen het aanvragen van documenten in het land van herkomst, wordt van overlegging van die documenten afgezien. Hiervan kan echter worden afgeweken indien zich een van de situaties voordoet op grond waarvan bezwaar tegen legalisatie niet zou hoeven worden gehonoreerd.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 april 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:2584 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1597.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4642, r.o. 3.1.
3.Zie de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, paragraaf 3.5.5, van het beleid voor artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
4.Zie paragraaf 3.5.6. van de toelichting op artikel 7 van de RWN vervat in de Handleiding.
5.Zie ook uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2065.
6.Kamerstukken II 2020/21, 19 637, nr. 2757, p. 6-7.
7.Zie bijv. de uitspraak van de Afdeling van 5 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2330.
8.Zie artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.