ECLI:NL:RBDHA:2024:20715
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden mr. L.J. Blijdorp en mr. J. Kaikai, had op 20 november 2024 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 28 april 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank had eerder al meerdere uitspraken gedaan over de rechtmatigheid van deze maatregel. De rechtbank oordeelde dat de minister op 24 oktober 2024, na zes maanden inbewaringstelling, een verzwaarde belangenafweging had moeten maken, maar dat deze niet deugdelijk was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was geworden met ingang van 25 oktober 2024, omdat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de belangenafweging niet in het voordeel van de eiser uitviel. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 4.200,00 aan de eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, evenals de proceskosten van € 1.750,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.