ECLI:NL:RBDHA:2024:20690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
11025231 EL 24-1
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleasezaak met Dexia Nederland B.V. en eisende partijen [de man] en [de vrouw]

In deze bodemzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2024, zijn [de man] en [de vrouw] (hierna gezamenlijk aangeduid als [de man] c.s.) eisende partijen in conventie en verwerende partijen in reconventie. Zij hebben een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V., die hen als gedaagde partij in conventie en eisende partij in reconventie is. De zaak betreft effectenleaseovereenkomsten die [de man] c.s. heeft afgesloten met Dexia, waarbij zij stellen dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hen als cliënt te accepteren zonder dat de tussenpersoon, Visie op Rendement B.V., over de benodigde vergunning beschikte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dat er een causaal verband bestaat tussen de schade van [de man] c.s. en het onrechtmatig handelen van Dexia. De vorderingen van [de man] c.s. zijn toegewezen, waarbij Dexia is veroordeeld tot betaling van € 17.424,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is Dexia veroordeeld in de proceskosten. De incidentele vordering van Dexia is afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat er gewichtige redenen zijn om geen inzage te verlenen in het intakeformulier van de gemachtigde van [de man] c.s. De uitspraak is van belang in het kader van de jurisprudentie rondom effectenleaseovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van tussenpersonen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer: 11025231 EL 24-1
Vonnis van de kantonrechter van 14 november 2024
in de zaak van
[de man] ,
en
[de vrouw] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partijen in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Eisende partijen worden hierna [de man] c.s. en afzonderlijk [de man] en [de vrouw] genoemd. Gedaagde partij wordt hierna Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [de man] c.s. van 27 maart 2024;
  • de incidentele vordering ex artikel 843a Rv tevens conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident tevens conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[de man] c.s. heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
23102664
20-06-2001
AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar
II.
23102665
20-06-2001
AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar
III.
23102666
20-06-2001
AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar
IV.
23102667
20-06-2001
AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar
V.
23102668
20-06-2001
AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar
VI.
23102669
20-06-2001
AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar
VII.
23102670
20-06-2001
AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar
VIII.
23102671
20-06-2001
AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
07-03-2007
- € 493,69
Nee
II.
14-03-2007
- € 531,80
Nee
III.
14-03-2007
- € 531,80
Nee
IV.
14-03-2007
- € 531,80
Nee
V.
14-03-2007
- € 531,80
Nee
VI.
14-03-2007
- € 531,80
Nee
VII.
14-03-2007
- € 531,80
Nee
VIII.
14-03-2007
- € 531,80
Nee
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [de man] c.s. op grond van de overeenkomsten - al dan niet bij wijze van vooruitbetaling - in totaal een bedrag van € 17.424,00 aan maandter-mijnen aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [de man] c.s. geen bedrag aan dividenden ontvangen en geen fiscaal voordeel genoten.
2.4.
De gemachtigde van [de man] c.s., Leaseproces, heeft bij brief van 26 april 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in het incident

3.1.
[de man] c.s. vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de man] c.s. en/of toerekenbaar is tekort geschoten;
 voor recht zal verklaren dat [de man] c.s. schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden;
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [de man] c.s. van al datgene dat [de man] c.s. aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
 voor recht zal verklaren dat [de man] c.s. de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is;
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [de man] c.s., met rente;
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvorde-ring, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 [de man] c.s. ex artikel 843a Rv zal veroordelen om Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier waar de door Leaseproces namens [de man] c.s. in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend;
- in de hoofdzaak:
 [de man] c.s. zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.405,43, vermeerderd met wettelijke rente,
 voor recht zal verklaren dat Dexia niet meer aan [de man] c.s. verschuldigd is;
 [de man] c.s. zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en in het incidentalgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden proce-dures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [de man] c.s..

4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[de man] c.s. heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [de man] c.s. inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[de man] c.s. heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Visie op Rendement B.V. (hierna te noemen: Visie op Rendement). Tussen partijen is niet in ge-schil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van ar-tikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daar-voor benodigde vergunning), tevens - naar Dexia wist of behoorde te weten - als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenper-soon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [de man] c.s. heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [de man] c.s., anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [de man] c.s. als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het on-rechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [de man] c.s. gestelde feiten en omstandig-heden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd - in elk geval sinds de opt-out door [de man] c.s. in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke proce-dure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[de man] c.s. stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[de man] c.s. is met Visie op Rendement in contact gekomen doordat hij is opgebeld door een medewerker van Visie op Rendement voor het inplannen van een financieel adviesgesprek. [de man] c.s. is hiermee akkoord gegaan en heeft een afspraak in laten plannen. Zowel [de man] als [de vrouw] waren bij de gesprekken met de adviseurs aanwezig. Tijdens het huisbezoek informeerde de eerste adviseur bij [de man] c.s. hoe zijn financiële situatie was op dat moment en of [de man] c.s. misschien financiële wensen had. Daarbij heeft [de man] c.s. met de adviseur gesproken over zijn koopwoning en hypothecaire situatie. [de man] c.s. heeft bij de adviseur aangegeven dat hij op zoek was naar een veilige manier om geld te sparen om zijn pensioen aan te vullen. [de man] was op zijn 59e namelijk gestopt met werken en was bang dat hij na zijn 65e in zijn pensioen tekort zou komen. De adviseur heeft hierop aangegeven dat hij daar een geschikt product voor had en adviseerde aan [de man] c.s. om meerdere AEX Plus Effect producten bij Bank Labouchere af te sluiten. Ook adviseerde de adviseur om gebruik te maken van de overwaarde op de woning van [de man] c.s. door het afsluiten van een tweede hypothecaire lening bij Tiel Utrecht. Met het vrijgekomen bedrag zou [de man] c.s. de voor-uitbetalingen voor de contracten kunnen betalen, het andere deel zou op een beleggings-rekening van Insinger de Beaufort worden gezet. De adviseur adviseerde om de AEX Plus Effect overeenkomsten af te sluiten met een vooruitbetaling van ongeveer ƒ 4.800,00 per overeenkomst. Volgens de adviseur zouden er goede rendementen worden behaald met de AEX Plus Effect producten, waardoor de maandelijkse lasten voor de tweede hypotheek zouden worden gedekt en [de man] c.s. ook een aanzienlijk vermogen zou opbouwen om zijn pensioen mee aan te vullen. Daarnaast heeft de adviseur aan [de man] c.s. verteld dat het niet mis kon gaan omdat De Nederlandsche Bank borg zou staan voor dit soort producten vol-gens de adviseur. Om zijn advies kracht bij te zetten liet de adviseur een rekenvoorbeeld zien dat er positief uitzag. Middels het rekenvoorbeeld lichtte de adviseur aan [de man] c.s. toe wat de mogelijke opbrengst uit de overeenkomsten zou bedragen. Met de voorgespiegelde rendementen kon [de man] c.s. zijn doelstelling realiseren. Later is er nog een andere adviseur langsgekomen bij [de man] c.s. thuis om een en ander nader toe te lichten. Deze adviseur heeft nogmaals aan [de man] c.s. uitgelegd dat het AEX Plus Effect product in combinatie met een tweede hypotheek bij Tiel Utrecht en de beleggersrekening bij Insinger de Beaufort de ge-schikte manier was voor [de man] c.s. om geld te sparen om het pensioen mee aan te vullen. De hoogte van de tweede hypotheek is door de adviseur vastgesteld aan de hand van de overwaarde op het huis van [de man] c.s. op ƒ 108.000,00. De adviseurs hebben [de man] c.s. niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zo hebben zij er niet op gewezen dat met de vooruitbetalingen de rentelasten voor leningen (de effectenleasecontracten) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleasecontracten. Als [de man] c.s. op deze risico’s was gewezen had hij de onderhavige overeenkomsten niet afgesloten. [de man] c.s. had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De adviseur heeft de tweede hypotheek voor [de man] c.s. geregeld. De adviseur heeft het contact tussen [de man] c.s. en Tiel Utrecht geregeld en [de man] c.s. kreeg de documenten omtrent de tweede hypotheek kant en klaar thuis afge-leverd. De adviseur heeft ook de aanvragen voor de effectenleasecontracten verzorgd. De adviseur heeft ervoor gezorgd dat de overeenkomsten per post ter ondertekening naar [de man] c.s. zijn verzonden. Daarna kwam de adviseur de getekende overeenkomsten ophalen en heeft hij ze naar de bank verzonden. [de man] c.s. heeft acht AEX Plus Effect overeenkomsten bij Bank Labouchere afgesloten, elk met een vooruitbetaling van ƒ 4.799,68. Daarnaast
heeft [de man] c.s. een tweede hypotheek afgesloten bij Tiel Utrecht voor een bedrag van
ƒ 108.000,00.
4.8.
[de man] c.s. heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier AEX Plus Effect van 7 februari 2001 op naam van [de man] c.s., voorzien van het (handgeschreven) nummer 23102664 en waarop de naam van de tussenpersoon
Visie op Rendement, de naam van de adviseur
[naam]en ATP-nummer
176is ingevuld;
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar van 20 juni 2001 op naam van [de man] c.s. met contractnummer 23102664, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00176-Visie op Rendement;
- een kopie van het aanvraagformulier AEX Plus Effect van 7 februari 2001 op naam van [de man] c.s., voorzien van het (handgeschreven) nummer 23102665 en waarop de naam van de tussenpersoon
Visie op Rendement, de naam van de adviseur
[naam]en ATP-nummer
176is ingevuld;
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar van 20 juni 2001 op naam van [de man] c.s. met contractnummer 23102665, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00176-Visie op Rendement;
- een kopie van het aanvraagformulier AEX Plus Effect van 7 februari 2001 op naam van [de man] c.s., voorzien van het (handgeschreven) nummer 23102666 en waarop de naam van de tussenpersoon
Visie op Rendement, de naam van de adviseur
[naam]en ATP-nummer
176is ingevuld;
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar van 20 juni 2001 op naam van [de man] c.s. met contractnummer 23102666, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00176-Visie op Rendement;
- een kopie van het aanvraagformulier AEX Plus Effect van 7 februari 2001 op naam van [de man] c.s., voorzien van het (handgeschreven) nummer 23102667 en waarop de naam van de tussenpersoon
Visie op Rendement, de naam van de adviseur
[naam]en ATP-nummer
176is ingevuld;
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar van 20 juni 2001 op naam van [de man] c.s. met contractnummer 23102667, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00176-Visie op Rendement;
- een kopie van het aanvraagformulier AEX Plus Effect van 7 februari 2001 op naam van [de man] c.s., voorzien van het (handgeschreven) nummer 23102668 en waarop de naam van de tussenpersoon
Visie op Rendement, de naam van de adviseur
[naam]en ATP-nummer
176is ingevuld;
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar van 20 juni 2001 op naam van [de man] c.s. met contractnummer 23102668, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00176-Visie op Rendement;
- een kopie van het aanvraagformulier AEX Plus Effect van 7 februari 2001 op naam van [de man] c.s., voorzien van het (handgeschreven) nummer 23102669 en waarop de naam van de tussenpersoon
Visie op Rendement, de naam van de adviseur
[naam]en ATP-nummer
176is ingevuld;
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar van 20 juni 2001 op naam van [de man] c.s. met contractnummer 23102669, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00176-Visie op Rendement;
- een kopie van het aanvraagformulier AEX Plus Effect van 7 februari 2001 op naam van [de man] c.s., voorzien van het (handgeschreven) nummer 23102670 en waarop de naam van de tussenpersoon
Visie op Rendement, de naam van de adviseur
[naam]en ATP-nummer
176is ingevuld;
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar van 20 juni 2001 op naam van [de man] c.s. met contractnummer 23102670, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00176-Visie op Rendement;
- een kopie van het aanvraagformulier AEX Plus Effect van 7 februari 2001 op naam van [de man] c.s., voorzien van het (handgeschreven) nummer 23102671 en waarop de naam van de tussenpersoon
Visie op Rendement, de naam van de adviseur
[naam]en ATP-nummer
176is ingevuld;
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Vooruitbetaling 20 jaar van 20 juni 2001 op naam van [de man] c.s. met contractnummer 23102671, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00176-Visie op Rendement;
- een stuk zonder opschrift, voorzien van (deels handgeschreven) rekenvoorbeelden;
- een kopie van de nota van afrekening van 28 mei 2001 en van de hypotheekakte van 5 juni 2001 van Schaap & Partners Advocaten Notarissen te Rotterdam, op naam van [de man] c.s., met betrekking tot het vestigen van een tweede hypotheek ten gunste van Tiel Utrecht Levensverzekeringen N.V. voor een hypothecaire geldlening van ƒ 108.000,00 op het woonhuis [adres] te [woonplaats] ;
- een kopie van een uittreksel van de Kamer van Koophandel van Visie op Rendement met als beschrijving van de werkzaamheden:

Het uitvoeren van administratie en adviseren inzake spaarrekeningen alsmede financiële dienstverlening en financiële planning.’;
- een screenshot van de website van Visie op Rendement, waarop wordt vermeld:

(…) Een succesvol, onafhankelijk, landelijk werkend en erkend financieel adviesbureau gevestigd in Zoetermeer. Enthousiasme en een professionele aanpak zijn, naast de klantgerichte filosofie en het hanteren van hoge kwaliteitsnormen, belangrijke succesfactoren.’
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [de man] c.s. voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [de man] c.s. geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [de man] c.s. en de adviseur van de tussenper-soon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenper-soon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [de man] c.s. geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[de man] c.s. stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [de man] c.s. toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenper-sonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussen-persoon aan [de man] c.s., had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomsten met [de man] c.s., actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de des-betreffende klant de overeenkomsten is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met [de man] c.s. kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [de man] c.s. door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [de man] c.s. de overeenkomsten is aan-gegaan, heeft zij jegens [de man] c.s. onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [de man] c.s. omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
de vorderingen van [de man] c.s.4.12. De door [de man] c.s. gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [de man] c.s. heeft gehandeld door [de man] c.s. als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [de man] c.s. niet alleen als klant aanbracht maar [de man] c.s. tevens persoon-lijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. De verklaring voor recht dat de restschuld niet verschuldigd is zal eveneens worden toegewezen.
4.13.
De als gevolg hiervan door [de man] c.s. geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [de man] c.s. niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
[de man] c.s. heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie de schade berekend op € 17.424,00. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590).
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [de man] c.s. aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de vorderingen in reconventie van Dexia
4.15.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
de incidentele vordering van Dexia
4.16.
Dexia vordert dat [de man] c.s. wordt veroordeeld het intakeformulier van zijn gemach-tigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” op grond van artikel 843a lid 1 Rv. kan worden toegewezen als degene die de vordering instelt een rechtmatig belang heeft bij het inzien van bepaalde stukken die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin eiser partij is.
4.17.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a Rv geen inzage van het intakeformulier verlangd kan worden. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toe-vertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. Ook van [de man] c.s. als cliënt van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [de man] c.s. in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [de man] c.s. destijds aan Leaseproces heeft verstrekt. Het verstrekken van (vertrouwelijke) informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient echter onbelemmerd te kunnen plaats-vinden. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
4.18.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [de man] c.s. worden begroot op € 82,00.
proceskosten
4.19.
Omdat [de man] c.s. inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [de man] c.s. gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [de man] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 899,97.
4.20.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.
5. Beslissing
De kantonrechter
in het incident van Dexia
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Dexia in de proceskosten aan de zijde van [de man] c.s. van € 82,00;
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [de man] c.s. heeft gehandeld door [de man] c.s. als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [de man] c.s. niet alleen als klant aanbracht maar [de man] c.s. tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat;
5.4.
verklaart voor recht dat [de man] c.s. de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is;
5.5.
veroordeelt Dexia om aan [de man] c.s. te betalen een bedrag van € 17.424,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.13.;
5.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen;
5.7.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af;
5.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [de man] c.s. gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. J.P.C. van Dam van Isselt, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: JS

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.