Op 18 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaken AWB 24/13042 en AWB 24/13041. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. L.M. Straver, hebben een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen de voorgenomen overdracht aan de autoriteiten van Kroatië in het kader van de Dublinverordening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en de voorgenomen overdracht geschorst. Dit besluit is genomen naar aanleiding van eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), waarin werd vastgesteld dat er niet eenduidige feitelijke gegevens zijn over de opvangvoorzieningen in Kroatië. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huidige (piket) procedure zich niet goed leent voor de beantwoording van de vraag of de situatie ten tijde van de feitelijke uitzetting verschilt van die ten tijde van het besluit tot uitzetting. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. N. Mikolajczyk, niet voldoende nieuwe feiten heeft aangedragen die de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht zouden kunnen onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft de minister bovendien veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 1750,-.