ECLI:NL:RBDHA:2024:19150
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt de Jemenitische nationaliteit te hebben, heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat er in Polen ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure, die volgens hem kunnen worden aangemerkt als systeemfouten. Hij stelt dat de Poolse rechterlijke macht niet in staat is om rechtsbescherming te waarborgen, en dat de tekortkomingen in strijd zijn met de Procedurerichtlijn en het verbod op refoulement zoals vastgelegd in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank stelt vast dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de goede werking van het asiel- en opvangsysteem in Polen, tenzij eiser kan aantonen dat er ernstige tekortkomingen zijn. De rechtbank concludeert dat eiser er niet in is geslaagd om dit aannemelijk te maken. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit voldoende zorgvuldig en gemotiveerd is en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.