ECLI:NL:RBDHA:2024:18307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
AWB 23/4823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek op basis van twijfel over identiteit en nationaliteit van eiseres uit Soedan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieverzoek beoordeeld. Eiseres, afkomstig uit Soedan, heeft sinds 15 juni 2007 een reguliere verblijfsvergunning op basis van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov). Haar verzoek tot naturalisatie, ingediend op 11 november 2021, werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 29 december 2022, met een bevestiging van de afwijzing op 8 juni 2023 na bezwaar. De rechtbank heeft op 1 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was, maar de minister niet. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek terecht is, omdat er twijfel bestaat over de nationaliteit en identiteit van eiseres, wat niet acceptabel is in het kader van naturalisatie. De minister baseert zijn standpunt op een taalanalyse van Team Onderzoek Land en Taal (TOELT) uit 2005, die concludeert dat eiseres niet te herleiden is tot de Soedanese spraak- en cultuurgemeenschap. Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte van haar verlangt dat zij haar identiteit en nationaliteit aantoont, maar de rechtbank oordeelt dat de minister dit recht heeft, gezien de omstandigheden. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, waardoor de afwijzing van haar naturalisatieverzoek in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/4823

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1]

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek tot naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
1.1.
De minister heeft het naturalisatieverzoek met het besluit van 29 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiseres deelgenomen. De minister is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Eiseres stelt afkomstig te zijn uit Soedan. Eiseres is sinds 15 juni 2007 in het bezit van een reguliere verblijfsvergunning op grond van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov). Zij heeft op 11 november 2021 een verzoek tot naturalisatie ingediend. De minister heeft dit verzoek afgewezen omdat twijfel bestaat over de nationaliteit en herkomst van eiseres en daarom ook over de door haar gestelde identiteit. Deze twijfel mag bij een naturalisatieverzoek niet bestaan, ook niet als de verzoeker in het bezit is in van een Ranov-vergunning. De minister legt aan zijn standpunt een taalanalyse van Team Land en Taal (tegenwoordig Team Onderzoek Land en Taal (TOELT)) ten grondslag van 13 juli 2005. Deze taalanalyse is gedaan in het kader van de asielaanvraag die destijds in behandeling was. De conclusie van deze taalanalyse is dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Soedan.
Is sprake van strijd met de goede procesorde?
5. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres betoogd dat het indienen van stukken door de minister zeven dagen voor de zitting in strijd is met de goede procesorde omdat eiseres onvoldoende gelegenheid heeft gehad om daarop via aanvullende gronden nog te reageren. De gemachtigde van eiseres heeft aangevoerd dat hij in feite vier werkdagen de tijd heeft gehad om het stuk te lezen en dat dit gezien de drukte in de praktijk van de gemachtigde en de vakantieperiode te kort is. Volgens de gemachtigde is de handelswijze van de minister hoe dan ook in strijd met de goede procesorde en moeten deze stukken daarom buiten beschouwing worden gelaten.
6. Het betoog slaagt niet. Ten eerste maakt de omstandigheid dat aanvullende stukken binnen de zogenaamde tiendagentermijn zijn ingediend op zichzelf nog niet dat daarom reeds sprake is van strijd met de goede procesorde. In dit geval heeft de rechtbank de minister op 25 juli 2024 verzocht om de zienswijze van 19 december 2022 en de brief van TOELT van 22 december 2022 aan de rechtbank te doen toekomen omdat deze stukken nog niet in het dossier zaten. De minister heeft deze stukken op dezelfde dag digitaal aan de rechtbank toegestuurd. De rechtbank heeft deze stukken daarop doorgestuurd aan de gemachtigde van eiseres. De gemachtigde heeft dus vier werkdagen de tijd gehad om deze stukken te bestuderen en hierop een reactie voor te bereiden en eventueel al schriftelijk op de stukken te reageren. De rechtbank acht dit niet in strijd met de goede procesorde. De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep al op de zienswijze van 19 december 2022 is ingegaan, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat de inhoud van dit stuk al bekend was bij de gemachtigde van eiseres. De brief van TOELT van 22 december 2022 betreft een stuk van vier pagina’s. De rechtbank is van oordeel dat eiseres in dit geval voldoende tijd heeft gehad om het stuk te lezen en om daarop eventueel op de zitting te reageren. De gemachtigde van eiseres heeft niet concreet kunnen maken waarom de vier werkdagen onvoldoende waren om de inhoud van dit vier pagina’s tellende document tot zich te nemen. Dat de gemachtigde van eiseres het document naar eigen zeggen niet heeft gelezen komt daarom voor rekening en risico van eiseres. De zienswijze van 19 december 2022 en de brief van TOELT van 22 december 2022 zullen daarom worden betrokken in de beoordeling van het beroep van eiseres.
Mag de minister van eiseres verlangen dat zij haar nationaliteit en identiteit aannemelijk maakt?
7. Eiseres heeft betoogd dat de minister ten onrechte van haar verlangt dat zij haar nationaliteit en identiteit aantoont in het kader van de naturalisatieprocedure. Eiseres is immers in het bezit van een Ranov-vergunning. Deze vergunning heeft zij juist verkregen met de achtergrond dat zij te kampen had met problematiek om documenten over haar identiteit te verkrijgen. De verwijzing van de minister in het primaire besluit naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 november 2021 maakt dat volgens eiseres niet anders. Volgens eiseres blijkt uit het standpunt van de minister in het primaire besluit van 29 december 2022 dat gegevens van eiseres mogen worden gevraagd als er twijfel bestaat over haar nationaliteit en identiteit. De minister stelt zich echter in het geval van eiseres ten onrechte op het standpunt dat sprake is van dergelijke twijfel.
8. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de RWN verleent de minister met inachtneming van hoofdstuk 4 van de RWN het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken (naturalisatie). Op grond van artikel 31, eerste lid, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, verstrekt de vreemdeling bij de indiening van het naturalisatieverzoek waar mogelijk gegevens over diens nationaliteit en identiteit. Volgens onderdeel 7-alg, paragraaf 3, van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 moet de vreemdeling zekerheid verschaffen over diens nationaliteit en identiteit. Dat geldt volgens de Handleiding ook voor de vreemdeling aan wie een regulier verblijfsrecht is verstrekt op grond van de Ranov-regeling.
8.1.
Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat de verlening van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht is en de minister dan ook bevoegd om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde nationaliteit en identiteit van eiseres te verlangen. De omstandigheid dat een vreemdeling heeft deelgenomen aan de Ranov-regeling maakt niet dat de minister in de naturalisatieprocedure geen eisen mag stellen aan het verkrijgen van zekerheid over haar nationaliteit, herkomst en identiteit. [2]
8.2.
Dit betekent concreet dat van eiseres niet mag worden verwacht dat zij een paspoort of ander bewijs van het bezit van een vreemde nationaliteit of een geboortebewijs overlegt. De minister mag echter wel van eiseres vragen dat zij haar identiteit en herkomst op een andere manier onderbouwt. Het betoog van eiseres dat de minister slechts mag vragen om gegevens die haar nationaliteit en identiteit onderbouwen als sprake is van twijfel is dan ook onjuist. Uit de genoemde uitspraak van de Afdeling en paragraaf 3.5 van de Handleiding volgt verder dat indien twijfel bestaat over de door een verzoeker opgegeven identiteit of herkomst dat eventueel kan leiden tot afwijzing van het verzoek. Deze twijfel kan bijvoorbeeld blijken uit een taalanalyse.
8.3.
In dit geval heeft eiseres bij haar verzoek tot naturalisatie geen documenten overgelegd die haar identiteit en herkomst kunnen onderbouwen. Dat had wel van haar verwacht mogen worden. Er is dus alleen de door haar gestelde Soedanese nationaliteit en identiteit van eiseres. De vraag is vervolgens of de taalanalyse van 22 maart 2005 heeft mogen leiden tot twijfel over de door eiseres gestelde nationaliteit en identiteit.
Heeft de minister de afwijzing mogen baseren op de taalanalyse van 13 juli 2005?
9. Eiseres betoogt dat de gestelde nationaliteit en identiteit van eiseres ten onrechte in twijfel wordt getrokken op grond van het rapport taalanalyse van 13 juli 2005. Eiseres wijst erop dat de omstandigheid dat er uit een taalanalyse maar vier mogelijke conclusies kunnen volgen maakt dat de taalanalyse bij voorbaat niet inzichtelijk en concludent is. Verder betoogt eiseres dat de bevindingen van de taalanalist niet voldoende zijn gemotiveerd. Eiseres wijst erop dat in het rapport slechts enkele fonetische weergaven staan van de spraak van eiseres maar dat er geen link is gelegd met de conclusies van de taalanalist. Verder is volgens eiseres in het rapport taalanalyse niet gemotiveerd waarom de volgens de analist gebrekkige landenkennis van eiseres leidt tot de door deze taalanalist getrokken conclusies. Ook heeft de taalanalist volgens eiseres niet gemotiveerd waarom eiseres volgens deze taalanalist mogelijk is te herleiden tot Eritrea. De taalanalist kan die conclusie niet trekken. Eiseres wijst er verder op dat onder kopje 5 in het rapport alleen een conclusie wordt getrokken over de taalgemeenschap maar niet over de cultuurgemeenschap van eiseres zodat de eindconclusie van het rapport, dat eiseres eenduidig niet behoort tot de Soedanese spraak- en cultuurgemeenschap hierop niet kon worden gebaseerd. Volgens eiseres heeft de minister in strijd gehandeld met de handleiding omdat zij zelf niet is nagegaan of het rapport taalanalyse wel inzichtelijk en concludent was. Op de zitting heeft eiseres ter onderbouwing van haar betoog nog verwezen naar een drietal uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag. [3]
Verder trekt eiseres de deskundigheid van de taalanalist in twijfel. Eiseres wijst erop dat in het rapport taalanalyse staat dat eiseres vloeiend een variant van het Arabisch spreekt maar dat de taalanalist niet heeft aangegeven welke variant dit is. De taalanalist kan daarom ook niet tot de conclusie komen dat eiseres mogelijk is te herleiden tot Eritrea. Eiseres wijst erop dat een geen specifieke vorm van Arabisch bestaat die eigen is aan Eritrea en dat in Soedan 136 talen worden gesproken zodat de taalanalist van TOELT op grond van zijn talenkennis niet tot de conclusie kan komen dat eiseres niet te herleiden is tot Soedan. Eiseres wijst er ook op dat uit het taalanalyserapport niet volgt dat de taalanalist kennis heeft van het Arabisch dat in Eritrea wordt gesproken zodat hij eiseres ook niet tot Eritrea kan herleiden. Eiseres wijst erop dat in Eritrea door ruim 90% van de bevolking Soedanees Arabisch wordt gesproken en dat deze taalvariant naar eigen zeggen wordt beheerst door de taalanalist, zodat de omstandigheid dat eiseres volgens de taalanalist mogelijk is te herleiden naar Eritrea niet de conclusie rechtvaardigt dat eiseres eenduidig niet is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Soedan. De minister heeft volgens eiseres ten onrechte nagelaten onderzoek te doen naar de deskundigheid van de taalanalist.
Het rapport taalanalyse en opvolgende reacties
10. Op 18 augustus 2006 heeft eiseres een contra-expertise overgelegd van [naam] ([naam]) van de ‘CNRS-University of Aix en Provence’ uit Frankrijk. Zij komt tot de conclusie dat de spraak van eiseres niet te herleiden is naar een regionale of nationale oorsprong.
Op 6 oktober 2006 heeft TOELT gereageerd op de contra-expertise. Daarin gaat TOELT onder andere in op de deskundigheid van de taalanalist. Taalstudio, de organisatie die heeft zorggedragen voor de contra-expertise van [naam], heeft een reactie gegeven op 25 januari 2007. In deze reactie gaat Taalstudio in op de deskundigheid van [naam]. Daarin staat dat [naam] een specialist is op het gebied van Arabische dialectologie en sociolinguïstiek van in het bijzonder de Soedanese dialecten van het Arabisch. Verder heeft [naam] tussen 1987 en 2005 in Soedan meermaals wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het Soedanees-Arabisch, waaronder in het gebied waarvan eiseres stelt dat zij vandaan komt.
Op 14 juni 2007 heeft TOELT weer gereageerd. TOELT gaat in deze reactie inhoudelijk in op de kritiek van [naam] en geeft voor zover relevant aan dat de woorden die in het rapport taalanalyse onder 3.2 zijn weergegeven volgens de taalanalist van TOELT niet te relateren zijn aan het Soedanees-Arabisch. Ook verwijst TOELT naar onderdeel 4.2 van het rapport taalanalyse waar nog een voorbeeld is opgenomen van spraak die volgens de taalanalist niet is te relateren aan het Soedanees-Arabisch. TOELT concludeert dat de omstandigheid dat [naam] niet tot een eenduidige uitkomst is gekomen over de herkomst van eiseres mogelijk te maken heeft met een verkeerde vraagstelling waarbij wordt benadrukt dat het rapport taalanalyse nadrukkelijk is gebaseerd op de verklaringen van eiseres over haar afkomst en de toetsing van die verklaringen aan de kennis van de taalanalist.
Naar aanleiding van de zienswijze en het bezwaarschrift van eiseres heeft TOELT nog tweemaal gereageerd op 22 december 2022 en 23 mei 2023. In deze reacties geeft TOELT (kort samengevat) nog enkele tegenvoorbeelden uit het Soedanees-Arabisch ten opzichte van de spraak van eiseres. Verder gaat TOELT inhoudelijk in op de zienswijze van eiseres. TOELT benadrukt daarbij dat het gebrek aan landenkennis van eiseres en kennis over haar gestelde herkomstgebied- en cultuur ten tijde van de taalanalyse heeft geleid tot de conclusie dat eiseres ook niet was te herleiden tot een cultuurgemeenschap binnen Soedan en dat dat duidt op een herkomst elders. Verder benadrukt TOELT dat de opmerking van de taalanalist dat eiseres mogelijk afkomstig is uit Eritrea niet heeft bijgedragen aan de conclusie van het rapport taalanalyse dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraak of cultuurgemeenschap binnen Soedan en het slechts een vermoeden van de taalanalist betrof die geen nadere motivering behoeft.
Het rapport taalanalyse
11. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen [4] is een advies van TOELT een deskundigenadvies. De minister mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd. [5] Uit rechtspraak van de Afdeling volgt verder dat als de taalanalyse zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is, een vreemdeling de bij de minister gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel slechts door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog proberen weg te nemen. Om als contra-expertise te kunnen worden gebruikt, moet de op verzoek van een vreemdeling verrichte taalanalyse ook zorgvuldig, inzichtelijk en concludent zijn. Als de uitkomst van de contra-expertise de door de vreemdeling gestelde herkomst niet bevestigt, wordt de gerezen twijfel in elk geval niet weggenomen. [6]
11.1.
De rechtbank volgt allereerst niet het betoog van eiseres dat de omstandigheid dat er slechts vier mogelijke conclusies zijn, maakt dat de taalanalist om die reden naar een conclusie toeschrijft. Dat maakt immers niet anders dat de conclusie van de taalanalist in dit geval luidt dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap waaruit zij zegt afkomstig te zijn. Niet valt in te zien dat deze conclusie anders zou zijn als er meer conclusies mogelijk waren, de taalanalist een vrije conclusie zou mogen trekken of als conclusies vrijer zouden mogen worden gecombineerd.
11.2.
De rechtbank constateert dat de minister ten tijde van het advies en de periode daarna meermaals een reactie heeft gevraagd aan TOELT; ook tijdens het besluitvormingsproces heeft de minister TOELT twee maal om een reactie gevraagd. Uit de reactie van TOELT van 6 oktober 2006 blijkt dat de analist moedertaalspreker is van het Nyimang en het Soedanees-Arabisch. Ook heeft hij een goede beheersing van Engels en het standaard Arabisch. Verder is hij bekend met het gebied langs de Rode Zee. Hij heeft een academische opleiding genoten en in Soedan ervaring opgedaan met taalkundig onderzoek. Verder beschikt hij over een goede algemene ontwikkeling over talen- en cultuurgemeenschappen in Noord-Soedan. Uit de reactie van TOELT van 22 december 2022 blijkt dat de taalanalist is geboren en getogen in het Nuba-gebied van Sudan. Gezien deze door TOELT verstrekte gegevens ziet de rechtbank in het betoog van eiser op voorhand geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de taalanalist. [7]
11.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat het rapport taalanalyse in combinatie met de aanvullingen van TOELT, zoals onder 10 weergegeven, voldoende zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is. Duidelijk is dat de spraak van eiser volgens de taalanalist eenduidig niet te plaatsen is binnen Soedan. Verder blijkt uit haar volgens de taalanalist gebrekkige kennis van de omgeving waarin zij naar eigen zeggen is geboren en opgegroeid (de stad Kassala) en de (taal van) bevolkingsgroep waartoe zij naar eigen zeggen behoort (de Beni Amer) dat niet aannemelijk is dat eiseres behoort tot de Beni Amer en dat dit duidt op een herkomst elders. [8] De rechtbank volgt ook niet het betoog van eiseres dat de conclusie van de taalanalyse onvoldoende is gemotiveerd en niet of niet voldoende voortvloeit uit de inhoud van het rapport. Gezien de reacties van TOELT in de besluitvormingsfase bestaat ook geen aanleiding voor het oordeel dat de minister ten onrechte zelf niet is nagegaan of het rapport taalanalyse wel inzichtelijk of concludent is. In het licht van voorgaande kunnen ook de uitspraken van 25 juli 2007 en 19 oktober 2010 van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag niet tot een ander oordeel leiden. Gezien voorgaande ziet de rechtbank in de gronden van eiser over het rapport taalanalyse zelf ook geen aanleiding voor het oordeel dat de taalanalist van TOELT onvoldoende deskundig is.
11.4.
Zoals uit 11.2 volgt is het rapport taalanalyse voldoende inzichtelijk en concludent en kan eiseres de conclusies alleen weerspreken door middel van een contra-expertise. Nu echter de conclusie van de contra-expertise is dat de spraak van eiseres niet te herleiden is naar een regionale of nationale oorsprong kan deze contra-expertise de bij de minister gerezen twijfel hoe dan ook niet wegnemen. In dit licht kan de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag van 4 december 2012 niet tot een ander oordeel leiden, nu de conclusie van de verrichte taalanalyse door [naam] niet tegengesteld is aan de conclusie van de taalanalist van TOELT. De rechtbank wijst nog op de uitspraak in hoger beroep waarin dit criterium door de Afdeling meer expliciet wordt gehanteerd dan in de uitspraak van zittingsplaats Den Haag. [9]

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566, rechtsoverweging (r.o.) 3.1. en 3.2.
3.Zie de uitspraken van 25 juli 2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2659, 4 december 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BY6966, en 19 oktober 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3281.
4.Zie de uitspraak van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197.
5.Zie wederom de uitspraak van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566 r.o. 4.1.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2264, r.o. 2.1.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2264, r.o. 2.4.
8.De reactie verwijst mede naar de brief van TOELT van 22 december 2022, pagina 4.
9.Zie de uitspraak van 23 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:169, r.o. 2.4.