ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2659

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/41762
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • G.W.S. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de inzichtelijkheid van een taalanalyse in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 juli 2007 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Sudanese nationaliteit, zijn verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd had aangevochten. De rechtbank beoordeelde de beslissing van de staatssecretaris van Justitie om de verblijfsvergunning in te trekken, gebaseerd op een taalanalyse die de afkomst van de eiser betwistte. De eiser had verklaard dat hij in de Nuba-bergen was geboren en had zijn afkomst gekoppeld aan zijn asielmotieven. De taalanalist concludeerde echter dat de eiser niet uit de Nuba-bergen afkomstig was, maar de rechtbank oordeelde dat het rapport taalanalyse niet op inzichtelijke wijze was opgesteld. De rechtbank stelde vast dat het rapport niet duidelijk maakte of de taalanalist de verklaringen van de eiser had betrokken bij zijn conclusie. Dit gebrek aan inzichtelijkheid leidde de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris niet had mogen uitgaan van de juistheid van het rapport. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 644,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en inzichtelijkheid in de beoordeling van taalanalyses in asielprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 06 / 41762
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 25 juli 2007
in de zaak van:
[Eiser],
geboren op 1 juli 1985, van Sudanese nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Spapens, advocaat te Amsterdam ,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. W. Vrooman, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Bij besluit van 2 augustus 2006 heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht tot aan de ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft tegen het besluit op 28 augustus 2005 beroep ingesteld.
1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 4 juli 2007. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Eiser heeft op 22 november 2001 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 28 juni 2002 is deze aanvraag ingewilligd en is aan eiser de gevraagde verblijfsvergunning verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vreemdelingenwet 2000 (Vw), met ingang van 22 november 2001 en geldig tot 22 november 2004. Op 2 september 2004 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 19 oktober 2004 is deze aanvraag ingewilligd en is aan eiser de gevraagde verblijfsvergunning verleend met ingang van 22 november 2004.
2.3 Verder wordt uitgegaan van de volgende feiten. Het Bureau Land en Taal van de IND heeft bij schriftelijke verklaring van 21 januari 2005 het volgende aangegeven. Uit dossierstudie is gebleken dat eiser met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet etnisch Nuba en niet afkomstig uit het Nuba-gebied is. Eiser beheerst geen andere taal dan het Arabisch. Hij beheerst het Nuba niet. De bevolkingsgroep Dalama, welke eiser heeft genoemd, wordt in de bronnen niet vermeld als naam van een bevolkingsgroep in het Nuba-gebied. Naar aanleiding hiervan is nader onderzoek verricht, dat geleid heeft tot het rapport taalanalyse van 13 juli 2005 waarin het volgende staat vermeld. Eiser is op grond van zijn Arabische spraak eenduidig herleidbaar tot de spraakgemeenschap binnen Sudan. Op grond van zijn Arabische spraak is hij eenduidig niet herleidbaar tot de spraakgemeenschap binnen de Nuba-bergen. Hij heeft verder op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij behoort tot een Nuba-bevolkingsgroep of tot enige andere niet-Arabische bevolkingsgroep.
2.4 Ter onderbouwing van zijn oorspronkelijke asielaanvraag heeft eiser het volgende verklaard. Eiser behoort tot de Nuba-bevolkingsgroep, de Dalama-stam. Er heerste daar hongersnood en armoede. Eiser is door zijn ouders verkocht aan [koper], een Arabier. Vanaf die tijd woonde hij in de buurt van [woonplaats]. Eiser werd door hem mishandeld en vernederd.
2.5 Onder verwijzing naar de informatie van het Bureau Land en Taal van 21 januari 2005 en het rapport taalanalyse van 13 juli 2005 heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning ingetrokken omdat eiser onjuiste gegevens zou hebben verstrekt. Aangezien eiser in zijn asielrelaas een verband heeft gelegd tussen zijn etnische afkomst en zijn asielmotieven, heeft verweerder het asielrelaas volledig ongeloofwaardig geacht.
2.6 Eiser heeft hiertegen aangevoerd het rapport taalanalyse op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De taalanalist heeft niet daadwerkelijk rekening gehouden met de achtergrond van eiser. Eiser is op jonge leeftijd vertrokken uit het Nuba-gebied. Sindsdien heeft hij in El Da’ein gewoond. Naar de mening van eiser kan zijn afkomst niet door middel van een taalanalyse worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.7 Verweerder heeft zijn standpunt dat eiser niet afkomstig is uit het Nuba-gebied enkel gebaseerd op het resultaat van de taalanalyse en de daaraan voorafgegane dossieranalyse door het Bureau Land en Taal. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
2.8 Het rapport taalanalyse is een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Ingevolge jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder andere de uitspraak van 26 maart 2004, 200401015/1) mag verweerder, indien het advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, bij de beoordeling van aanvragen in beginsel van de juistheid en volledigheid van het advies uitgaan.
2.9 De rechtbank zal daarom eerst de vraag beantwoorden of het rapport taalanalyse op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld.
2.10 Blijkens paragraaf 3.1 van het rapport taalanalyse is de taalanalist ervan op de hoogte dat eiser heeft verklaard dat hij in de Nuba-bergen is geboren, hij niet weet in welke plaats hij is geboren, hij zeer vroeg is vertrokken uit de Nuba-bergen en daarna bij een Arabier op een boerderij in de buurt van [woonplaats] heeft gewoond.
2.11 Naar het oordeel van de rechtbank is het rapport niet op inzichtelijke wijze opgesteld. Uit het rapport is immers niet af te leiden dat de taalanalist de verklaringen van eiser daadwerkelijk bij zijn conclusie heeft betrokken. Indien hij dat wel heeft gedaan, zou de vereiste inzichtelijkheid vergen dat de taalanalist toelicht dat en waarom eisers afgelegde verklaringen niet te verenigen zijn met de resultaten van de taalanalyse. Bij gebreke daarvan is de mogelijkheid open gebleven dat eisers verklaringen met de uitkomst van de analyse verenigbaar zijn. Verweerder had dan ook niet mogen uitgaan van de juistheid en volledigheid van het rapport.
2.12 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.13 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
2.14 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt en de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt dit bedrag op grond van artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met in achtneming van deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt de Staat der Nederlanden op € 644,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem,
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.S. de Groot, rechter, en op 25 juli 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Manhoef, griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.