ECLI:NL:RBDHA:2024:17844
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting van Algerijnse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, die in 2017 is uitgezet en teruggestuurd, betoogde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat er na vijf maanden bewaring geen reactie was gekomen van de Algerijnse autoriteiten op zijn lp-aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser niet onderbouwd was en dat er voldoende zicht op uitzetting was. De minister van Asiel en Migratie had voldoende voortvarend gewerkt aan de uitzetting, met meerdere rappellen en vertrekgesprekken. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat het beroep ongegrond werd verklaard. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak benadrukt de verplichting van de eiser om actief mee te werken aan zijn uitzetting en dat de minister voldoende inspanningen heeft geleverd.