1.1.De staatssecretaris heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de staatssecretaris overwogen dat een minder dwingende maatregel (een lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden en ook overigens is de rechtbank niet gebleken van onrechtmatigheden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft nu aan eiser op 30 januari 2021 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar is opgelegd. Die beslissingen staan in rechte vast; eiser valt daarom onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen. De maatregel is op de juiste grondslag opgelegd.
4. De rechtbank overweegt dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden niet zijn bestreden. De maatregel is gemotiveerd en er zijn ten minste twee van de gronden, bedoeld in het derde en vierde lid van artikel 5.1b, van het Vb 2000 aanwezig. Daarmee is voldaan aan de in artikel 5.1.b neergelegde voorwaarde voor inbewaringstelling en is er voldoende reden om aan te nemen dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, dan wel dat hij de voorbereiding van vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De rechtbank laat de beoordeling van de individuele gronden onbesproken.
5. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de medische omstandigheden van eiser voldoende betrokken heeft bij de oplegging van de maatregel van bewaring. De staatssecretaris heeft immers aangeven dat er een medische dienst aanwezig is in het detentiecentrum die zal beoordelen in hoeverre eiser medische zorg nodig heeft en ook is aangegeven dat de medische hulpverlening in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de medische hulpverlening in de vrije maatschappij. Die overweging is niet in geschil. Voorts overweegt de rechtbank dat eiser geen gronden heeft aangedragen die betrekking hebben op het opleggen van een lichter middel. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken van dergelijke omstandigheden is er geen aanleiding voor het oordeel dat de bewaring onevenredig bezwarend is of dat de staatssecretaris aanleiding had moeten zien eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
6. Verweerder heeft op dag 3 een eerste uitzettingshandeling verricht, namelijk het houden van een vertrekgesprek. Ook heeft eiser op 10 mei 2024 nog een vertrekgesprek gevoerd en op 13 mei 2024 gerappelleerd op de lp-aanvraag. In het algemeen geldt dat een eerste uitzettingshandeling op dag zes van de inbewaringstelling voldoende voortvarend is.De rechtbank zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding zijn hiervan af te wijken.